Werkwoorden met het hulpwerkwerkwoord haben i.p.v. sein

Soms verwacht je bij een voltooid deelwoord een vorm van sein, omdat dat het meest lijkt op het Nederlands.

Maar je zegt bijvoorbeeld niet: “Ich bin Geburtstag”, maar “Ich habe Geburtstag” (Ik ben jarig)

Je komt dit ook in andere talen tegen:

  • Je zegt niet: “I am forgotten it.” maar: “I have forgotten it.”
  • En in het Frans zeg je ook niet: “Je suis vingt ans” maar “J’ai vingt ans.”

Bij een aantal werkwoorden krijg je dus een ander hulpwerkwoord: haben.

 

Deze werkwoorden werken krijgen haben als je een voltooid deelwoord gebruikt

Kijk goed naar de verschillen tussen het Nederlands en het Duits:

  • afvallen, afnemen
    Ze is flink afgevallen.
    – Sie hat ordentlich abgenommen.
  • bang zijn
    Ze is bang voor oorlog.
    – Sie hat Angst vor dem Krieg.
  • beginnen
    Het is gisteren begonnen.
    – Es hat gestern begonnen.
  • beginnen
    Het is gisteren begonnen.
    – Es hat gestern angefangen.
  • bevallen
    Het is me goed bevallen.
    – Es hat mir gut gefallen.
  • jarig zijn
    Hij is jarig.
    – Er hat Geburtstag.
  • overgaan, voorbij gaan
    Het onweer is over/voorbij gegaan.
    – Das Gewitter hat nachgelassen.
  • ophouden
    Na een uur is hij gestopt.
    – Nach einer Stunde hat er aufgehört.
  • toenemen
    Het gevaar is toegenomen.
    – Die Gefahr hat zugenommen.
  • trouwen
    Ze is toen met een ander getrouwd.
    – Sie hat dann einen anderen geheiratet.
  • vergeten
    Hij is het vergeten.
    – Er hat es vergessen.