Persoonlijk voornaamwoord

enkelvoud:

1 HIJ onderwerp ich = ik du = jij er = hij sie = zij es = het
3
AAN
meew. voorwerp
mir = mij dir = jou ihm = hem ihr = haar ihm = hem
4 HEM lijd. voorwerp mich = mij dich = jou ihn = hem sie = haar es = het/hem

meervoud:

1 HIJ onderwerp wir = wij ihr = jullie sie = ze Sie = u
3
AAN
meew. voorwerp
uns = ons euch = jullie ihnen = hun Ihnen = u
4 HEM lijd. voorwerp uns = ons euch = jullie sie = ze/hen Sie = u

Bekijk hier de uitleg- en oefenvideo over deze woorden in de 1e en 4e naamval:

Bekijk hier de uitleg- en oefenvideo over deze woorden in de 1e, 3e en 4e naamval: