Wanneer krijg je welke naamval?

1e naamval

2e naamval

3e naamval

4e naamval

Nominativ

Genitiv

Dativ

Akkusativ

HIJ

VAN

AAN

HEM

1e naamval 

  • het onderwerp (Dat is het antwoord op de vraag wie/wat + gezegde) 
  • het naamwoordelijk deel van het gezegde:
    Het naamwoordelijk deel v.h. gezegde kun je vaak verwachten na de koppelwerkwoorden sein,
    werden, bleiben
    en scheinen.bijvoorbeeld:.

Hij

is

mijn beste vriend

Er

ist

mein bester Freund.

onderwerp:
krijgt 1e naamval
koppelwerkwoord:
ist [vorm van sein]
naamwoordelijk deel
v.h. gezegde:
krijgt ook 1e naamval!

 

2e naamval

Waar in het Nederlands van de, van het, van deze, van sommige, van mijn, enz. staat, gebruik je in het Duits een tweede naamval. In het Duits verdwijnt dan het woordje von en komt de naamval die daar speciaal voor is: de tweede naamval.

De tweede naamval komt voor:

  •  bij een bezit

De portemonnaie van mijn broer [bezit van mijn broer dus] was gestolen.
– Die Brieftasche meines Bruders war gestohlen worden.

  • als iets bij iets anders hoort:

Bij de explosie sneuvelden alle ramen van het huis.
– Bei der Explosion gingen alle Fenster des Hauses zu Bruch.

TIP 1:
De 2e naamval komt het meest voor tussen twee zelfstandige naamwoorden:
bijv.

de auto

van de

buurman

de klacht

van deze

klant

de veters

van mijn

schoenen

zelfstandig
naamwoord

hier krijg je in het
Duits een 2e naamval

zelfstandig
naamwoord

TIP 2:

Meestal waar wij van gebruiken krijg je in het Duits dus de
tweede naamval.
Toch kun je veel ook zeggen met von, maar dat klinkt vooral bij het schrijven al
snel een beetje “steenkolerig”!!

Alleen bij getallen moet je altijd von gebruiken:
Ik heb folders van twee reisbureaus besteld.
– Ich habe Kataloge von zwei Reisebüros angefordert.

3e naamval

4e naamval