Bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord na een woord van de EIN-groep

EIN-groep

der-woorden
m
mannelijk

die-woorden
v
vrouwelijk

das-woorden
o
onzijdig


mv
meervoud


1 HIJ
onderwerp
nominatief
ein netter Mann eine nette Frau ein nettes
Kind
keine netten
Kinder
2 VAN
bezit
genitief
eines netten Mannes einer netten Frau eines netten
Kindes
keiner netten
Kinder

3 AAN
meew. voorwerp
datief
einem netten Mann einer netten Frau einem netten
Kind
keinen netten
Kindern

LET OP:

hier een n toevoegen!
4 HEM
lijd. voorwerp
accusatief
einen netten
Mann
eine nette Frau ein nettes Kind keine netten
Kinder

voorbeelden

  • 1e naamval, vrouwelijk
    Een aardige mevrouw heeft me geholpen.
    – Eine nette Frau hat mir geholfen.
  • 3e naamval, vrouwelijk
    Ik heb met een aardige mevrouw gesproken.
    – Ich habe mit einer netten Frau gesprochen.

Bijvoeglijk naamwoord na een woord van de DER-groep

DER-groep

der-woorden
m
mannelijk

die-woorden
v
vrouwelijk

das-woorden
o
onzijdig


mv
meervoud

1 HIJ
onderwerp
nominatief
der nette Mann die nette Frau das nette Kind die netten
Kinder
2 VAN
bezit
genitief
des netten Mannes der netten Frau des netten
Kindes
der netten
Kinder
3 AAN
meew. voorwerp
datief
dem netten Mann der netten Frau dem netten Kind den netten
Kindern

LET OP:

hier een n toevoegen!
4 HEM
lijd. voorwerp
accusatief
den netten Mann die nette Frau das nette Kind die netten Kinder

voorbeelden

  • voorbeeld 1e naamval, vrouwelijk
    Deze aardige mevrouw heeft me geholpen.
    – Diese nette Frau hat mir geholfen.
  • voorbeeld 3e naamval vrouwelijk
    Ik heb met die aardige mevrouw gesproken.
    – Ich habe mit dieser netten Frau gesprochen.


Ezelsbruggetjes bijvoeglijk naamwoord

Als je de schema’s hierboven bekijkt gaat het je al snel duizelen.
Toch zijn de uitgangen van de bijvoeglijke naamwoorden in de meeste gevallen (alle 2e en 3e naamvallen en in het meervoud) gewoon –en.

Als je de uitgangen zelf in een schema zet kun je er (met wat fantasie, OK… OK…) zowel in de DER-groep als in de EIN-groep een sleutel (als je alle -en kleurt) in zien:

voorbeeld
EIN-groep

m

v

o

mv

1 er e es en
2 en en en en
3 en en en en
4 en e es en
voorbeeld
DER-groep

m

v

o

mv

1 e e e en
2 en en en en
3 en en en en
4 en e e en

Wat als er geen woord van de DER- of EIN-groep voor staat (de “NIETS-groep”)

Als er geen woord van der DER- of EIN-groep voor staat (Ik houd van
goede wijn, dat zijn aardige mensen, enz.) krijgt het bijvoeglijk naamwoord de uitgangen
van de bepalende woorden van de DER-groep, maar
met twee uitzonderingen: mannelijk en onzijdig tweede naamval.

bijvoorbeeld, een mannelijk woord in het enkel- en meervoud:

m
mannelijk

vergelijk met de
DER-groep:

1 HIJ
onderwerp
guter Wein vergelijk: der Wein
2 VAN
bezit
guten Weines des
Weines
3 AAN
meew. voorwerp
gutem Wein vergelijk: dem Wein
4 HEM
lijd. voorwerp
guten Wein vergelijk: den Wein

overzicht van alle uitgangen
zie DER-groep, behalve:
2e naamval mannelijk: -en
en
2e naamval onzijdig: -en

voorbeelden

  • De chef zei: Ik heb goede mensen nodig.
    – Der Chef sagte: Ich brauche gute Leute.
  • Ik drink graag goede wijn.
    – Ich trinke gerne guten Wein.

Bijvoeglijk naamwoord van woonplaatsen

Achter de naam van de stad of het dorp komt altijd -er:

  • de Berlijnse metro = die Berliner U-Bahn
  • het Londense filiaal = die Londoner Filiale
  • het Parijse nachtleven = das Pariser Nachtleben

 

Zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord


uitleg

Een bijvoeglijk naamwoord zegt meestal iets van een zelfstandig naamwoord:
bijvoorbeeld: De blinde man stak de straat over.

Maar soms kan datzelfde bijvoeglijk naamwoord ook zonder zelfstandig
naamwoord gebruikt worden: De blinde stak de straat over.

In dat geval wordt het zelfstandig gebruikt. In het Duits krijgt zo’n zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord dan dezelfde uitgangen als die van het gewone bijvoeglijk naamwoord. En omdat het eigenlijk een zelfstandig naamwoord is geworden ook een hoofdletter.


voorbeelden

1e naamval, DER-groep:
in plaats van:
Der blinde Mann überquert die Straße. (= De blinde man steekt de straat over.)
kun je ook zeggen:
Der Blinde überquert die Straße. (= De blinde steekt de straat over.)

in plaats van:
Die blinde Frau überquert die Straße.
kun je ook zeggen:
Die Blinde überquert die Straße.

1e naamval, EIN-groep:
in plaats van:
Ein blinder Mann überquert die Straße.
kun je ook zeggen:
Ein Blinder überquert die Straße.

in plaats van:
Eine blinde Frau überquert die Straße.
kun je ook zeggen:
Eine Blinde überquert die Straße.

3e naamval, EIN-groep:
in plaats van:
Sie ist mit einem blinden Mann verheiratet.
(Ze is met een blinde man getrouwd.)
kun je ook zeggen:
Sie ist mit einem Blinden verheiratet. (Ze is met een blinde getrouwd.)


voor welke woorden geldt dit?

zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden

de ambtenaar – der/die Beamte
de deskundige – der/die Sachverständige
de dode – der/die Tote
de Duitser – der/die Deutsche
het familielid – der/die Verwandte
de kennis – der/die Bekannte
de omstander – der/die Umstehende
de reiziger – der/die Reisende
de verloofde – der/die Verlobte
de volwassene – der/die Erwachsene
de vrijwilliger – der/die Freiwillige
de werkloze – der/die Arbeitslose
de zieke – der/die Kranke

en woorden als:
het mooie – das Schöne
iets moois – etwas Schönes
het goede – das Gute
iets goeds – etwas Gutes
het nieuwe – das Neue
iets nieuws – etwas Neues
het oude – das Alte
iets ouds – etwas Altes
enz.

Overzicht van alle vormen van het zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord

EIN-groep

m
mannelijk

v
vrouwelijk

o
onzijdig

mv
meervoud

1 onderwerp ein Kranker eine Kranke ein Krankes keine Kranken
2 bezit eines Kranken einer Kranken eines Kranken keiner Kranken
3 meew. voorwerp einem Kranken einer Kranken einem Kranken keinen Kranken
4 lijd. voorwerp einen Kranken eine Kranke ein Krankes keine Kranken

 

DER-groep

m
mannelijk

v
vrouwelijk

o
onzijdig

mv
meervoud

1 onderwerp der Kranke die Kranke das Kranke die Kranken
2 bezit des Kranken der Kranken des Kranken der Kranken
3 meew. voorwerp dem Kranken der Kranken dem Kranken den Kranken
4 lijd. voorwerp den Kranken die Kranke das Kranke die Kranken