Week 4 – Lokaal 122
JIGSAW luistervaardigheid in de bovenbouw
„Teaching to the test“ is zoiets als de combinatie vleessalade met pindakaas. Dat moet je niet willen. En dan komt er altijd een maar. Je leerlingen zullen het je niet in dank afnemen als ze voor bijvoorbeeld een CITO luistertoets onnodig lager scoren omdat ze de „kneepjes“ van hoe je die bepaalde toetsvorm aanpakt niet in de vingers hebben. Kortom: Je zult soms wel moeten. In de loop der jaren hebben we denk ik allemaal een arsenaal tips voor dit soort toetsen bij elkaar verzameld, waarmee we de leerlingen bombarderen. Bijvoorbeeld verpakt in de vraag „Waarom zou je juist naar de inleiding willen luisteren? Daar is toch nog geen vraag over?“. Een aantal leerlingen zie je dan opkijken, met een blik van: „Ja, zonde van je tijd inderdaad.“ Anderen staan op scherp. Zij weten: die inleiding, dat heeft vast een reden anders zou die man er niet naar vragen. Leraren stellen nooit zomaar vragen…
Mijn ervaring is dat bovenbouwleerlingen hun strategiekennis nogal eens verkeerd inschatten. Dan gaf ik een kwartier lang een snelle ronde langs al deze tips en vroeg ik achteraf of dit hen bekend voorkwam en welke ze gebruikten. Meestal kwam er dan zoiets als „Ja, dat wist ik wel. O ja, dat je je goed moet concentreren enzo.“ De wat onzekere leerlingen kijken dan wat enthousiaster. Hun grote ogen vertellen je: „Eindelijk iemand die mijn zorgen en angsten voor die toetsen begrijpt en met een message of hope naar mij toe komt!“ Mijn indruk was over het algemeen dat leerlingen er te weinig van oppikten. Het luisteren naar de docent is al snel te passief. Zoals dit jaar alles anders moet van Paul, gold dat ook voor het bijbrengen van de luisterstrategieën. Ik wilde het in de „jigsaw“ werkvorm, ook wel „expert“-werkvorm gieten. Het houdt in dat je de lesstof – in dit geval strategiekennis – opdeelt en elke leerling voor een puzzelstukje van het geheel tot deskundige maakt voor zijn/haar medeleerlingen. Deze deskundige gaat er vervolgens voor zorgen dat die kennis bij zijn/haar klasgenoten belandt.
Zo heb ik het aangepakt
Mijn verzamelde „wijsheden“ rondom luistervaardigheid heb ik in verhaalvorm uitgeschreven en verdeeld over 12 vragen en antwoorden. Dat is wel even investeren, maar het is dan ook voor de spreekwoordelijke eeuwigheid. Deze heb ik onderverdeeld naar (voor elk team van 4) 4 A5 formaat bladen met daarop telkens 3 vragen 3 antwoorden. Deze bladen heb gelamineerd. Lamineren is een psychologische factor volgens mij, zoiets als die handgeschreven handtekening onder de „Welkom in ons hotel“ brief die je in je hotelkamer aantreft. De ongeschreven psychologische wet is denk ik: „Hier is aandacht aan besteed! Ze ménen dat welkom!“. Ik dwaal af, terug naar de opdracht. Bij binnenkomst geef ik de leerlingen een klein briefje (zo’n memo blok blaadje) en vertel: „Jullie zijn al jaren mishandeld met luistertoetsen. Maar je weet ook al aardig hoe je ze kunt overleven: je hebt ervaring! Je weet een paar dingen die handig zijn om te doen tijdens een luistertoets. Dingen waardoor je meer vragen goed hebt. Stel dat hier een leerling uit een ander land komt, die wel aardig Duits kan verstaan, maar nog nooit zo’n toets heeft gedaan. Schrijf eens 3 tips op die je diegene zou geven!“. Deze opdracht kost ongeveer 5 minuten.
Nadat de briefjes opgehaald zijn geef ik ze een gekopieerd blad met alle 12 vragen en bij elke vraag voldoende schrijfruimte. Ik vraag ze om alle vragen even door te lezen. Dit kost een paar minuten. Nu weten ze waar we het over gaan hebben. Vervolgens vertel ik zoiets als: „Alle tips die ik maar kon bedenken over hoe je een luistertoets maakt heb ik verdeeld over deze vragen. Bij sommige zou je waarschijnlijk al het antwoord of een deel van het antwoord kunnen geven. Maar in dit uur ga je het volledige antwoord op alle vragen krijgen. Alleen ga ik dit niet aan jullie allemaal vertellen. Jullie gaan het aan elkaar vertellen. Hier zitten 28 leraren zometeen. Je ziet dat ik de vragen verdeeld heb over experts. Leraar A (Expert A) heeft vraag 1 t/m 3 zometeen, B heeft 4 t/m 6 [enzovoort]. Op deze gelamineerde bladen zie je die vragen staan met de volledige antwoorden. Je krijgt zo meteen bijvoorbeeld van mij het Expert A blad. De anderen in je team B, C en D. [de leerlingen zitten voor deze opdracht in teams van 4] Jouw antwoordblad laat je aan niemand zien. Jij leest de vragen en antwoorden een paar keer door en studeert ze in. Dat kost je niet veel tijd. Je mag de antwoorden van jouw vragen alvast op je invulblad schrijven, maar dat mogen anderen niet lezen natuurlijk. Zodra iedereen in je team het antwoord op de vragen in eigen woorden kan vertellen kun je beginnen. Elke expert leest de vragen voor en vertelt wat hij/zij nu weet. Je teamgenoten noteren het antwoord kort op hun eigen invulblad.„
Mijn ervaring was dat ze ongeveer 7 minuten nodig hadden om hun teksten te lezen en „in te studeren“ (waarna ik de gelamineerde bladen in elk team ophaalde) en nog eens 15-20 minuten om (4 keer per team immers) elke expert in het team voldoende tijd te geven om te vertellen en de luisterende leerlingen om hun antwoorden te noteren. Kortom: een lesuur van 45 minuten had ik wel nodig. Als de leerlingen in actie komen is er een rondje observerend genieten voor de docent: Je ziet leerlingen soms een echte „leraar“ pose aannemen. Of je vangt flarden deskundigen-speak op: „Nou, het is zo dat je tijdens het luisteren…“ enz.
Terwijl ze aan het „lesgeven“ waren las ik vlot hun voorkennis-briefjes door. Zoals ik hoopte hadden de leerlingen al aardig wat voorkennis. Ze konden concrete en effectieve tips geven. Maar op veel briefjes stonden ook ongerichte concepties als „Lees de vraag goed door“ en „Concentreer je“. Dat is niet vreemd, het is het begin van strategiekennis als je weet dat het hier om gaat. Maar ze zijn niet precies genoeg om verder te komen dan „daar beter je best op doen“. Ik sluit de les af met het voorlezen van een aantal goede tips op „voorkennis“-briefjes om te honoreren dat ze al dingen wisten. En ik vertel zoiets als: „Velen van jullie gaven de tip ‚Lees de vraag goed door‘. NU weet jij wat je dan precies moet doen als je dat doet. ‚Velen van jullie geven aan dat je je goed moet concentreren. NU weet jij een paar manieren om dat voor elkaar te krijgen.“ De bedoeling van deze ronkende slotwoorden is het bewustzijn aanwakkeren: We hebben deze les nieuwe, nuttige en toepasbare dingen geleerd. (En daarmee de focus op leren, niet op de activiteit zelf.) De invulbladen worden ingeleverd. Aan de hand van hun antwoorden (ik „scan“ ze even) kan ik snel zien welke vragen kennelijk voor de gemiddelde leerling het moeilijkst zijn om uit te leggen of op te schrijven. Want ook luisteren naar je medeleerling is niet 1:1 kennisoverdracht. De lastigste vragen bespreek ik de volgende les nog even zelf. Dit kost ongeveer 5 minuten.
Wat is nu de beoogde leerwinst van dit alles? Wat gebeurt er eigenlijk?
Leerlingen hebben eerst hun voorkennis geactiveerd (= nieuwe kennis kan er zometeen aan gekoppeld worden), ze hebben alle relevante informatie gehoord en een deel hiervan gememoriseerd en vooral: zelf verteld, waardoor het meer van hen geworden is (meer mentale handelingen) en ze het daardoor beter zullen onthouden. Ze hebben geluisterd naar elkaar en hun antwoord in eigen bewoordingen geformuleerd. En met hand geschreven betekent ook langzamer en dus iets bewuster.
Er is ook winst op een heel ander vlak: Je kunt jezelf als docent nooit exact herhalen in je uitleg. Om een genuanceerd verhaal met allerlei strategieën en voorbeelden zo strak als een TED-talk te vertellen zou ik dat echt helemaal moeten instuderen. (Of een auto cue aanschaffen haha… ) Op grond van ervaring zal ik die uitleg echt niet slecht of verkeerd vertellen, maar toch al snel wat rafelig, waardoor het aan kracht inboet. Tussen die levendige klas 2, die vergadering en de pauze door vergeet ik dat ene rake voorbeeld, dat me een les later pas te binnen schiet, of vergeet zelfs een van de deelonderwerpen die ik eigenlijk heel belangrijk vind. Volgens mij ontstaat ook daardoor het fenomeen dat docenten zo verschrikkelijk veel aan het woord zijn. Als je over onderzoeken leest die dat in kaart brengen schrik je je rot. Hoe meer de docent aan het woord is, hoe minder de actieve rol van de leerlingen kan zijn.
Eén groot succesverhaal dus?
Nou, dit is onderwijs… dus wedden van niet? In een andere vierde klas zag ik dat in één team „de heren mininalisten“ elkaar gewoonweg hun eigen ingevulde antwoorden lieten zien, die de andere teamleden dan konden overschrijven. Sympathiek van ze maar helaas, De Radar was deze laag vliegende projectielen niet ontgaan. Ik heb ingegrepen en hen laten uitleggen waarom dit niet erg zinvol is. Ik ben er van overtuigd dat je elke werkvorm als leerling op een manier kunt doen waardoor je er weinig of niets van leert. Het is aan ons de uitdaging om de vorm zo actief, motiverend en interessant te maken dat ze er „ingezogen“ worden en ongemerkt nog veel van leren ook. Een ding weet ik zeker: Dat gaat nooit altijd lukken. Laat het los… en geniet van al die momenten waar het wel lukt, de leerlingen actief bezig zijn en veel opsteken.
Ook komt niet altijd over wat beoogd is. Zoals hier:
Het vervolg? Niemand kan al deze strategieën zomaar onthouden na één lesuur, laat staan toepassen. Het is typische „kennis waarmee je handelt“ (non-declaratief). Tijdens de eerste oefen-luistertoetsen en luisteropdrachten kan ik er nu echter snel naar verwijzen. Ik laat ze dan vooral dingen uitleggen, zoals: „Welke strategie moet je gebruiken als je deze vraag leest?“. Ook bewaar ik hun invulbladen. Kort voor de toetsweek kan ik ze aan hen teruggeven: Zo hebben ze alle tips nog even op een rijtje.
KLAS 2 SPREEKT… ONLINE DUITS
Mijn 2 groepen tweedeklassers staan nu kort voor de toets over hoofdstuk 1. Na de nodige vooraankondigingen en één middag nablijven voor-wie-het-er-op-aan-liet-komen liep iedereen bij met de online opdrachten van het hoofdstuk. Eén ouder had ik al gemaild omdat ik vaststelde dat hun kind nog niets gedaan had. Zij pakten dat prima op en zijn er thuis mee aan de slag gegaan. Daarmee is het doel behaald dat we een week vòòr de toets lucht hebben om nog eens goed in de studiewijzer en in het boek te kijken waar je kunt vinden wat je moet weten en kunnen. Die exercitie is ook bedoeld om ze te laten inzien dat ze er al aardig wat daarvan in huis hebben: de getallen, de vraagwoorden en een kennismakingsgesprek. Natuurlijk zijn er een paar leerlingen met leerproblemen dan wel ziekte die nog niet alles af hebben. Met hen heb ik andere afspraken gemaakt, o.a. in Daltonuren.
In de twee lessen voor de toets staat volop oefening en herhaling op het programma. Door middel van een legpuzzel (zie foto, kun je ook even bij bewegen = zuurstof!) kunnen ze kijken of ze de vraagwoorden al weten, in Classroom staan de duits.de uitlegfilmpjes over de getallen en de vraagwoorden klaar en kunnen ze – zo vaak als ze maar willen – een oefentoets maken en zo ontdekken wat ze al weten. De woordenlijsten vinden ze in WRTS. Kortom: er is genoeg om mee te oefenen. Nu is het nog aan mij de taak om ze te laten ervaren in hoeverre ze het kunnen en kennen, zodat ze de nodige prioriteit kunnen geven aan leren. Zeker bij Duits, waar je het in het begin „niet zo moeilijk vindt“ („en hij zei ook al dat we dat allemaal al gehad hadden“) loert altijd de zelfoverschatting om de hoek. Komende week gaan ze daarom een mini-toets voor elkaar bedenken en gaan we met Kahoot, Steh auf!, Steh auf! en de Miniwhiteboards aan de slag. Motto: Ontdek of je het weet!
Maar ook de kennismakingsdialoog (de kern van het hoofdstuk) wilde ik hen intensief laten oefenen, mede met het oog op hun eerste mondeling. Het ging om een kleine kennismakingsdialoog in het Nederlands, die ze moesten personaliseren met hun eigen naam, woonplaats en telefoonnummer:
Ik heb hen op het hart gedrukt dit eerst mondeling als tweetal te oefenen en daarna zonder de Duitse zinnen er bij te houden in te spreken. Natuurlijk heb ik er bij verteld dat voorlezen niet zo moeilijk is als uit je hoofd kennen, maar dat je het bij de toets ook uit je hoofd moet kennen. Dus fair play bitte! Mijn indruk is dat ze dat gedaan hebben – en in dit stadium is het niet cruciaal of ik dat 100% zeker weet van elke leerling. Stichwort: Vertrauen! Ook vertelde ik dat ik het normaal vind dat je het rustig doet, zodat je minder snel een fout maakt, want klas 2 is van de actie immers… Verder heb ik aangegeven dat je ook een mooi cijfer kan krijgen als je je eens vergist met een woordje of in de uitspraak – wat de bloeddruk van de perfectionisten en faalangstigen onder ons weer wat doet normaliseren. Hun eigen telefoonnummer kenden sommigen niet uit hun hoofd, dus of dat op een briefje erbij mocht? Ja hoor.
Via hun Chromebooks kunnen ze makkelijk audio opnemen. Ik gebruik daarvoor deze online voicerecoder. Dit is te gebruiken zonder installatie, zonder registratie, heeft geen pop-up reclames. Ze kunnen dit makkelijk inleveren in een Classroom opdracht, waarbinnen ik (en zij zelf ook natuurlijk) zonder gedoe kunnen terug beluisteren.
Ze mochten dit in de les waarin dit besproken werd – er was nog een kwartier over – alvast doen, wat natuurlijk niet bepaald bijdraagt aan een rustige oude dag van de docent in kwestie. De een is aan het oefenen, de ander zoekt dingen op in het boek, de volgende ontdekt dat je tegen je computer kunt praten en hoort zichzelf voor het eerst terug (gaaf!), wat weer leuk is om enthousiast met je vriend(in) in een ander team te delen – en dat mag dan niet van de docent… De volgende komt vragen of je nou six of ssegs of zeks moet zeggen. Kortom: leven in de brouwerij. En er is altijd iemand die „niets“ snapt van de opdracht, of van „die site“ en met Chromebook onder de arm naar mij toe komt. Even verderop staat een meisje een jongen te helpen van een ander team. Of is het toch alleen gezelligheid? Dit zijn momenten waar ik de „lerende chaos“ laat gedijen. Dit is werk in uitvoering, daar hoort een zeker moment van alles door elkaar gewoon bij. Het belangrijkste is: Ze willen wel! Dat merk je ook aan het flexibel oplossen van „het moet een duo zijn“-probleem in een oneven groepje, „Mag zij het dan ook nog een keer met mij opnemen?“ (Ja, graag zelfs!)
Waarom deze vorm – die er ook nog eens voor zorgt dat ik alles terug moet gaan luisteren thuis?
De grote meerwaarde vind ik het samenwerken, het feit dat iedereen aan het woord is èn het feit dat ze het moeten opnemen. Ze weten dat ze een beoordeling zullen krijgen. Dan wil je het dus wel goed doen. De techniek maakt het mogelijk terug te horen wat je zei – en dat zorgt er in veel gevallen voor dat ze ofwel langer oefenen om het op te nemen (anders moet het telkens over) of juist dat ze het nog een keer opnemen (ze horen zichzelf terug en zijn nog niet tevreden). Dit door blijven oefenen om het beter te krijgen (versus: „Ik heb het gemaakt“) noemen ze ook wel mastery learning. In mijn ogen is dat de eigenlijke winst. De opname zelf is meer een bijproduct van het leren
Voor mij heeft het nog een voordeel: Je kunt het eerste duo even in de klas laten horen. Daarmee kan ik duidelijk maken of dit aan de eisen voldoet. Twee jongens waren pijlsnel klaar. Dus in de les daarna hoorden we de mannen via de speakers in de klas het gesprek prima voeren, hoewel „wo“ nog wel een vleugje Engels klonk. Tot we bij het telefoonnummer kwamen. Ze lieten het bij: „Oend maine telefoonnumber ist puntje puntje…“. Ik hoefde hem niet in te koppen, de klas liet al blijken dat dát geen voldoende zou kunnen opleveren. Dit maakte het voor mij mogelijk om aan te geven wat deze jongens al wèl goed hadden aangepakt, dat je je zomaar kunt vergissen in wat de bedoeling is (uche…) en het hen mogelijk te maken de dialoog nog een keer in te leveren. Ik kan niet zeggen dat ze daar nu zo opgelucht over waren (hun status had toch wel een deuk opgelopen natuurlijk), dus in de nazorg heb ik nog maar eens verteld dat het voor iedereen wennen is en dat ze natuurlijk de hele opdracht moeten doen en iets wat je lastig vindt niet mag overslaan. En dat ze altijd welkom zijn als ze de uitspraak van de getallen lastig vinden!
Tot slot is er nog een klein voordeel: De leerling die er niet was, ziek was of om welke reden dan ook miste kan dit ook zelfstandig nog doen. Thuis of op school, dus flexibel.
Ziezo… dat was het weer voor deze week. Bedankt voor je aandacht (het was een lange zit, ich weiß)
Om met Hip Hughes te spreken: Where attention goes, energy flows!
Mocht je nieuwe energie willen aanboren (en even lekker willen lachen!) bekijk dan zeker eens deze video van hem: