Die Wende als stripverhaal: „Herbst der Entscheidung“

novel-2

Herbst der Entscheidung. Eine Geschichte aus der Friedlichen Revolution. Von PM Hoffmann / Bernd Lindner. Ch. Links Verlag Berlin 2014

Wie de film GoodBye Lenin! in zijn of haar lessen inzet komt er niet omheen om aardig wat achtergrondkennis over de Koude Oorlog en Oost- en West-Duitsland „aan te brengen“. Die is nodig om de film te begrijpen. En het is ook leuk als je om een grapje als „Schon nach zehn Jahren?“ kunt lachen (als Christiane hoort dat de kinderen hun Trabant „nu al“ mogen ophalen). In Duitse media hoor je regelmatig dat de jongste generatie niet meer zou weten hoe „die Wende“ zijn beslag heeft gekregen. Dat lijkt me ook niet meer dan logisch. Deze „graphic novel“ moet dat gat dichten, is mijn indruk. Het boek laat zien hoe de burgerbeweging in Leipzig in de herfst van 1989 te werk ging. Dit alles vanuit het perspectief van de 17 jarige Daniel, die uitgerekend de zoon is van ouders die zich met het regime vereenzelvigd hebben. Hij keert zijn thuis de rug toe en belandt in de wereld van de burgercomité’s inclusief de gevaren van een alomtegenwoordige Stasi.

Is dit stripverhaal – de term „graphic novel“ doet er inderdaad meer recht aan – iets voor onze leerlingen? Mwah… zegt uw recensent wat nuchter. Het begint bij de tekenstijl. Die is misschien wat „retro“ en natuurlijk „Geschmackssache“. Hij  past met zijn grove lijnen wel bij het thema. Maar op mij komt deze stijl eerder wat gedateerd over. Waar ik meer moeite mee heb is de neiging om het verhaal historisch uitputtend te vertellen. Kijkend naar de auteur die de tekst geschreven heeft is dat niet zo vreemd. Bernd Lindner is wetenschappelijk medewerker en tentoonstellingscurator van het Zeitgeschichtliches Forum in Leipzig, onderdeel van het Haus der Geschichte (u weet wel, met de hoofdvestiging in Bonn). Daarmee is voldoende kennis van de materie aanwezig, maar voor „onze“ doelgroep mocht het wel een onsje minder, wat mij betreft. Veel ontwikkelingen komen in detail aan de beurt, waardoor het soms op een geschiedenisboek in dialoogvorm begint te lijken, ten koste van de dramatische aspecten (en de love story trouwens) in het verhaal. Achterin is een Glossar opgenomen, waarin begrippen als Blockparteien, EOS, Volkskammer enz. toegelicht worden. Maar her en der zitten zo veel verwijzingen in het verhaal dat het glossar het niet bij kan benen. Zou een Duitse of Nederlandse lezer weten wat een zin als „Mein Sohn sitzt seit zwei Jahren im Zuchthaus Bautzen“ in feite inhield? Kortom: minder aandacht voor alle details had de ontwikkelingen ook recht gedaan en was het verhaal ten goede gekomen. Ik zou het boekje (96 blz.) niet zo snel als klassenset aanschaffen (het niveau is denk ik 5HAVO of 5/6 VWO), maar meer gericht inzetten als leerlingen zich toch al met het thema bezig houden. Dan vallen dingen eerder op hun plaats.

Tip: Lees ook deze achtergrondinformatie en beluister het interview met de schrijver

Voorbeeldje:

novel

 

Musik von Unheilig: Zeit zu gehen

Het is toch wat, „der Graf“ verlaat na ik geloof 15 jaar zijn eigen band Unheilig. De single „Zeit zu gehen“ is dan ook tevens de afscheidstekst. Nou ja, daar mogen de fans het dan mee doen. In elk geval een lekker nummer, al vind ik veel van Unheilig een beetje hetzelfde klinken. Maakt niet uit, geniet ze!

Nieuwe editie: „Didactiek van het vreemdetalenonderwijs“

didactiekNee, aandelen heb ik niet in deze titel of bij deze uitgeverij. Maar als ik één boek een onmisbaar boek vind voor docenten moderne vreemde talen dan is het dit wel. Hoewel het voor startende docenten vaak wat (te) theoretisch bleef, vond ik dat zelf juist een sterk punt. „Didactiek van het vreemdetalenonderwijs“ maakt duidelijk dat je je moet afvragen waarom je wat doet en maakt je ook bewust van de vaak impliciete keuzes die leergangen hanteren. Kortom: het scherpt de blik voor het dagelijkse werk wat we doen, waarin je nauwelijks stil kunt staan bij hoe, wat en waarom omdat de uitvoering van het werk ons zo in beslag neemt. Ik heb me laten vertellen dat deze tweede editie voorzien is van actuele voorbeelden uit leergangen die nu op de markt zijn en dat er wat meer aandacht voor de praktijk van alledag in terug te vinden zou zijn. Hoe dan ook: een must! Lees er hier meer over

Promotie onderzoek literatuur in de onderbouw

In september is Elisabeth Lehrner (van de lerarenopleiding Windesheim) begonnen met een promotieonderzoek over literatuur in de lessen Duits (onderbouw) begonnen. Op dit moment is zij bezig om een schriftelijke vragenlijst samen te stellen. Zodra deze af is – ergens in maart/april – vind je hem hier!

Doe mee: laat Levende Talen weten hoe je denkt over de Examens!

logo-levendetalen-kleinEen bericht op verzoek van Levende Talen: In het voorjaar heeft in de Tweede Kamer bespreking plaats van de examens VO. Staatssecretaris Sander Dekker heeft beloofd schriftelijk te reageren op een vraag van een Kamerlid n.a.v. onze reactie op de Examenmonitor. Het gaat er nu om de Kamerleden voldoende recente informatie te verschaffen. Ze hebben al ons rapport en de flyer.

Daarom richten wij ons weer tot u onze leden, tot degenen die aan ons vorige onderzoek hebben meegewerkt en tot alle docenten moderne vreemde talen in het voortgezet onderwijs om de informatie aan de Kamer nog duidelijker te maken. Wij zouden het zeer op prijs stellen als u bijgaande vragen beantwoordt. Dat mag tot eind februari. Het is in ons aller belang dat zoveel mogelijk talendocenten meedoen.

Klik hier voor de enquête

 

 

Reactie Levende Talen op Examenmonitor VO 2014

logo-levendetalen-kleinIn de brief aan de Tweede Kamer van 25 november jl. (bij de Examenmonitor VO 2014) schetst de staatssecretaris een nogal rooskleurige ontwikkeling van de cijfers van de centrale examens voor Nederlands en Engels sinds 2010. Hij baseert zich op een beperkt onderzoek dat Regioplan heeft uitgevoerd door onder andere 44 sectievoorzitters Engels telefonisch te interviewen. Over examens van de andere talen spreekt de brief niet. Het merendeel van onze leden, de docenten zelf, zijn in het onderzoek niet geïnterviewd en het is maar de vraag of zij de stelling dat vanuit de secties zelf het plan is voortgekomen om meer lestijd te besteden aan (examentraining voor) leesvaardigheid onderschrijven. Feitelijk bevestigt het onderzoek van Regioplan de constatering in ons onderzoek van 2013[1] over sturing van bovenaf, in dit geval de sectieleiders.

Levende Talen betreurt het dat door de brief aan de Kamer het beeld kan ontstaan dat het nu wel goed gaat met het talenonderwijs. Het tegendeel is eerder het geval. Zo zijn de neerlandici teleurgesteld dat schrijfvaardigheid niet in het centraal examen komt en wijzen ook de docenten vreemde talen op een disbalans door eenzijdig de aandacht op leesvaardigheid te richten. Er is al een disbalans in de weging van de vaardigheden voor het eindcijfer (leesvaardigheid 50%, de overige vaardigheden samen 50%). Deze wordt nog versterkt door wat vermeld wordt in de brief aan de Kamer, namelijk dat secties besloten hebben leesvaardigheid ook nog eens op te nemen in het schoolexamen.

De aanbevelingen uit het rapport van Levende Talen blijven ons inziens daarom onverminderd van kracht. De tekst en de samenvatting zijn te downloaden van onze website: www.levendetalen.nl

Praat mee over het vak Duits op school

Kijkt de onderwijsinspectie naar de juiste dingen als zij de scholen bezoeken en docenten en leerlingen bezig zien met het vak Duits? De inspectie heeft het KPC de opdracht gegeven om een handreiking voor onderwijsinspecteurs te schrijven. Een klankbordgroep van 10 docenten wordt gevraagd om mee te praten hierover. Zie uitnodiging deelname klankdordgroep

Praktijk: Karten hoch! Stemkaartjes in de les

stemkaartjes-2

Sinds mijn bijdrage „Praktijk: 200 spatels alstublieft – nadenken over vragen in de les“ ben ik een schoolperiode rijker aan ervaringen. Daar wil ik op deze plek iets over vertellen.

Misschien is het verstandig als ik hier nog een paar potentiële misverstanden benoem. Het gaat  niet om het werken met spatels met de namen van de kinderen erop. Uitgangspunt is het feit dat de werkvorm onderwijsleergesprek – die we toch regelmatig inzetten – niet alle kinderen bereikt als vingers opsteken vrijwillig blijft. Er zijn veel kinderen die in een klassikale situatie er alles aan doen om onder de radar te blijven. En er zijn altijd een handjevol kinderen die zich altijd weer melden en daarmee onbewust de misleidende indruk wekken dat je alles meteen kunt weten. Het gaat om het dichten van die kloof, om het doorbreken van het idee dat meedenken en meedoen een keuze is, om het stimuleren van de leerlingen. Dit gebeurt door middel van een toevalsprincipe te gebruiken bij het kiezen van namen van leerlingen die iets moeten zeggen over het onderwerp of de vraag. En dat kan natuurlijk op allerlei manieren, zoals met kaartjes of met apps of smartboard software.

Zoals het niet om spatels gaat, gaat het ook niet om „disciplineren“ van de leerlingen, zoals een collega bijna gretig suggereerde. Zo van „Nu kunnen ze geen kánt meer op!“ Daar komt het misschien wel eens op neer, maar als je werkvormen gebruikt met als doel disciplinering, zaag je dan niet aan de stoelpoten van het broodnodige pedagogische vertrouwen?

Vijf weken ervaring verder

Inmiddels heb ik in mijn la van elke klas een setje spatels liggen – keurig met een elastiekje eromheen – zodat ik ze snel kan pakken. Toch vergeet ik ze nog wel eens te gebruiken en „moet“ dan midden in mijn vraag grabbelen naar het juiste setje. Niet de meest galante vorm om ze te gebruiken natuurlijk, maar ach. Bij de leerlingen bespeur ik geen tegenzin of anderszins gefrustreerde reacties, zoals in de video van BBC Classroom Experiment wel te zien was. Daar waren het de „altijd vinger opstekers“ die het er niet mee eens waren. Misschien heeft – dat hoop ik dan maar – mijn uitleg ze overtuigd? Of vinden ze het allang best? Misschien is er bij ons op school een minder hardnekkige competitie-sfeer?

In de Britse serie zag ik bordjes ophangen: „No hands up“. Daar heb ik niet zo veel mee. Waarom verbieden? Mijn leerlingen blijven hun vingers opsteken merk ik. Geen wonder, ze zijn het gewend – en als ik in een enkel geval vijf spatels verder nog niet in de buurt van een goede gedachte of een juist antwoord ben, kijken de vinger-opstekers mij vriendelijk, behulpzaam en naar mijn idee wat meelijwekkend aan. Zo van, „Laten we hem maar even uit de brand helpen, want dit is voor hem ook niet meer leuk natuurlijk.“ Dan zijn reddende vingers best welkom vind ik. Maar ik probeer het natuurlijk te voorkomen, door vragen door te spelen en leerlingen elkaar actief te laten helpen.

Denktijd

In het begin was ik heel bewust bezig met veel tijd geven, maar ik merkte dat het bij korte, gesloten vragen minder nodig is. Je weet het of niet, en als het om een antwoord van één woord gaat is daar minder denktijd voor nodig dan voor bijvoorbeeld de uitlegvraag: „Hoe kun je zien dat dit een onregelmatig werkwoord is?“. Voor alle duidelijkheid: Het heeft geen zin om meteen de naam te noemen/trekken en dan pas de vraag te stellen. Dat was ook zonder toevalsprincipe als zo, want dan „weet“ de rest van de klas dat zij het antwoord toch niet hoeven geven en lok je uit dat hun nadenken abrupt stopt. Wat mij opvalt is dat sommige leerlingen pas ná de denktijd „wakker schrikken“! Op het moment dat hun naam opeens genoemd wordt. Dan pas gaan ze nadenken over de vraag. Zijn deze leerlingen gewoon even moe of afgeleid? Of  zijn deze leerlingen al gewend om (on)bewust een soort pauze te nemen als de docent zijn „invulvragen“ stelt en de snelle „altijd vinger opstekers“ zich toch wel weer zullen melden? In elk geval zijn het maar een paar leerlingen en zij maken op mij niet de indruk bewust niet mee te willen doen.

Afscheid van „het“ antwoord

Het is soms wel confronterend als het toevalsprincipe de baas is in wie iets moet vertellen over de vraag. Daarover zo meteen meer. Eerst even dit: Let op de woordkeuze iets vertellen over de vraag, in plaats van „Wat is het antwoord? (óf je weet het óf niet)“… . Dit probeer ik  consequent te doen, zodat ik uitstraal dat ik het denken van de leerling zichtbaar wil maken en niet alleen maar of die leerling het antwoord  weet of niet. Veel interessanter dan het antwoord zelf is namelijk hoe je dat kunt weten. En juist DAT kan iedereen in de klas niet vaak genoeg horen. Als je nadenkt en bereid bent dat toe de lichten is je antwoord dus „goed genoeg“ en ga je nooit af in de groep. Als het antwoord onverhoopt niet juist of echt niet ter zake is, vraag ik een ander: „Kun jij „Wo kommst du“ nog wat verbeteren?“ Of ik vraag: „Wat dacht jij?“ Ik hoop dat dit een opener leerklimaat oproept, waarin het zelfstandig leren denken en het versterken daarvan door waardering  centraal staat.

Wat is er nu zo „confronterend“? Twee dingen: Ik merk ten eerste dat voor mij onverwachte antwoorden mij soms nog van mijn a propos brengen. Dat krijg je ervan, als je 20 jaar gesloten „voorgebakken“ leraarvragen stelt. Toen ik de leerlingen vroeg om eens wat in het boek te bladeren op zoek naar eventuele bijzondere letters die het Duits heeft kreeg ik niet de adequate antwoorden die IK in gedachten had. Maar ze waren wel oprecht en vanuit de logica van de leerlingen terecht. Zo van „Mann schrijf je met twee maal een n„. Voor die leerling was dit een bijzondere en onverwachte „letter“. En ik maar hopen dat ze snel even de ß, ü, ö enzovoort zouden vinden. Een paar spatels verder kwamen ze – oef! – naar boven.

Ten tweede: Nu ik letterlijk ook de leerlingen hoor die niet zo goed kunnen formuleren en het antwoord niet allang wisten wordt meer dan voorheen zichtbaar dat leerlingen de stof soms nog niet begrijpen. De „vijf leerlingen“ die zich altijd meldden waren natuurlijk degene die het al wisten of een hoog autodidaktisch vermogen hebben. Ze geven met hun antwoorden een sterk vertekend beeld van wat „de klas“ begrijpt. Dylan Wiliam beschrijft in „Embedded formative assessment“ (in het Nederlands vertaald: „Cijfers geven werkt niet„) dat een van de beslissingen die we als docenten voortdurend nemen de vraag is: „Moet / Zal ik het nog een keertje uitleggen/oefenen of kan ik verder?“. Als mijn informatie hierover alleen gebaseerd is op „de vijf“ leerlingen die zich altijd melden ben ik als docent dus eigenlijk eenzijdig – misleidend positief – geïnformeerd! Ik denk dat we dit allemaal wel herkennen: Na een spetterende uitleg, een paar snelle en goed beantwoorde controlevragen (en alom tevreden kijkende leerlingen) ga je daarna even in de werkboeken kijken en daar zie je dan de leerlingen soms enorm worstelen. Het was dus helemaal niet zo duidelijk als het leek!

Op zoek naar de betere vraag…

De klassikale fasen waarin ik korte, gesloten vragen stel zijn minder vaak aan de orde.  Ik merk dat ik in mijn lesvoorbereiding meer tijd besteed aan maar een paar vragen per les, die ik kwalitatief beter wil laten zijn dan de vragen die ik voorheen stelde of de uitleg die ik gaf. Een paar voorbeelden uit klas 2. Voorheen liet ik de leerlingen met een potlood in hun boek sechs en sechzehn onderstrepen en vertelde erbij dat je daar goed op moest letten omdat de s in sechzehn vervalt. Nu probeer de ik de leerlingen – al kijkend naar de uitgeschreven – getallen te laten voorspellen: „Waarom ga je in je SO straks voor je het weet het getal 16 verkeerd spellen?“. En: „Bij welke andere getallen zie je ook instinkers? Welke?“ Ook de omdraaivraag gebruik ik veel: „Hoe kun je zien dat dit een regelmatig werkwoord is?“ (in plaats van: „Jongens let op, dit is onregelmatig, elke vorm is weer anders dus leer hem extra goed!“) of „Hoe kun je aan het woord Richtung zien dat het vrouwelijk moet zijn?„.

Stemkaartjes in actie

Kort voor een toets heb ik laatst rood-groene stemkaartjes gebruikt. Ze zijn heel simpel te maken, kwestie van een A4-kleurenvel lamineren en in vieren snijden. Wel fijn voor de leerlingen om de hoekjes nog even rond te knippen, want scherpe randen is niet zo’n pretje. Elke leerling kreeg een rode en een groene stemkaart. Vervolgens liet ik op de beamer (het kan ook op het bord natuurlijk) telkens een korte vraag zien. Bijvoorbeeld: Vertaal: „hij blijft“. Na een paar seconden denktijd trok ik een spateltje. De leerling geeft het antwoord en vervolgens moet de hele klas een rode of groene kaart omhoog steken om aan te geven of ze het met het antwoord eens zijn of niet. In één keer zie ik nu hoeveel kinderen het begrijpen. Ook zag ik meteen wie (telkens) wijfelt en om hoeveel leerlingen het gaat. Terwijl de kaarten in de lucht hangen trok ik een willekeurige naam en keek of diegene rood of groen had. Als het rood was (en het gegeven antwoord was niet goed) zei ik: „Jij bent het niet met het antwoord eens. Kun je het verbeteren?“. Vervolgens liet ik daarover weer stemmen. Als ik de naam trok van iemand die groen omhoog hield (en het antwoord was goed), vroeg ik: „Hoe kun je zeker weten dat „er bleibt“ het goede antwoord moet zijn?“ Door het hardop gesproken antwoord van de leerling („Bij er krijg je een t“) horen de andere leerlingen hoe je het moet aanpakken. Dit duurde ongeveer 10 korte vragen en 10 minuten, want ik wilde actie en tempo en de uitleg kort laten zijn. Het ging immers om een opfrisrondje! De leerlingen die er nu – leren door ervaring – achter kwamen dat ze het nog niet echt begrepen kwamen in het eerstvolgende Daltonuur (keuzewerktijduur) langs om het in een klein groepje nog even te oefenen. Op deze manier kregen de leerlingen en ik snel door wie nog wat maatwerk nodig had. Kortom: Het smaakt naar meer!

Als je dit t.z.t. eens wilt bekijken en meer ervaringen wilt horen, kom dan naar de Good Practice Day in Leiden of naar het Nationaal Congres Duits, waar ik dit in workshops zal laten zien.

 

Boekhandel Godert Walter in Groningen wordt voortgezet

Boekhandel Godert Walter in de Oude Ebbingestraat gaat in andere handen over. Erik Kweksilber, die de meest eigenzinnige boekhandel van Groningen sinds 1977 runde, stopt om gezondheidsredenen. Hij heeft de winkel verkocht aan het duo Allard Steenbergen en Erwin de Vries. De winkel blijft gevestigd in het huidige pand en zal ook de naam van de oorspronkelijke eigenaar, Godert Walter, blijven bestaan. De nieuwe eigenaren willen de boekhandel in de geest van Kweksilber voortzetten, waarbij de nadruk ligt op kwaliteit en een collectie die niet overal te vinden is. Steenbergen werkte vijftien jaar als boekverkoper en inkoper voor Scholtens/Wristers, Selexyz en later Polare. Erwin de Vries is part-time docent Duits en schrijft educatieve boeken voor Noordhoff Uitgevers en zijn eigen uitgeverij EK-Tekst.