„Mythen over woordjes leren“

Als je lesgeeft doe je dat automatisch vanuit veronderstellingen over wat leerzaam is voor je leerlingen. Die vertaal je in opdrachten en studietips voor je leerlingen. Op het gebied van woordverwerving komen deze overtuigingenje vast wel bekend voor:

-> „Woordjes leer je het beste in zinnen.“
-> „Als je woordbetekenissen zelf raadt, leer je er het meest van.“
-> „Met relatief weinig woorden weet je al veel van een tekst“

Hoewel wijd verbreid blijken dit soort veronderstellingen zo niet (helemaal) te kloppen. Een tijdje terug kwam ik – tijdens het opruimen – weer het artikel hierover tegen van Jan-Arjen Mondria, verbonden aan de universiteit Groningen, die een aantal jaren geleden voor zijn promotie-onderzoek de ins- en outs van woordverwerving onderzocht. Het artikel (8 pagina’s) is destijds in het Levende Talen Tijdschrijft gepubliceerd, maar je kunt het nog steeds hier downloaden:

Mythen over vocabulaireverwerving. Levende Talen Tijdschrift 7, Nr. 4
http://www.rug.nl/staff/j.a.mondria/LTT_2006_4.pdf

Tijd over na een toets? Geef ze wat te lezen!

Een aantal leerlingen heeft het hele lesuur nodig voor een toets. Andere leerlingen zijn eerder klaar met diezelfde toets. Soms vindt een leerling het prettig om een beetje bij te komen, in een agenda te bladeren of ander schoolwerk door te nemen. Daar heb je geen kind aan.

Maar leerlingen die zich echt gaan vervelen en niet tegen wachten kunnen, daar ben je niet zo blij mee. Tenminste niet als ze contact gaan zoeken met anderen in de klas, willen fluisteren of praten en meer van dat soort onheil tijdens toetsen. Voor diegenen heb ik altijd wat tijdschriften en boekjes achter de hand.

In ruil voor het inleveren van de toets krijgen ze dan een auto-tijdschrift, een Donald Duck of bladeren ze door DER SPIEGEL (je ziet ze reclames ontcijferen, bijschriften bekijken). Ook heb ik nog een Ottifantenboekje liggen en een oud en maf kinderboekje (met van die kartonnen uitklap vissen en dolfijnen). Het maakt eigenlijk niet zo veel uit, als het maar vrijwillig en Duits is. Ik houd even iets omhoog en als ze knikken geef ik het ze. Daardoor blijft het leuk.

En regelmatig merk je dat leerlingen het waarderen. Want liever wat bladeren en lezen dan dat je je maar moet zitten vervelen. En soms krijg je ook nog leuke vragen: „Wat is een Kotflügel?“.