Voordat je de titel als zelfgenoegzame uitspatting van de schrijver opvat: „Ik kan het!“ is een zinnetje dat een leerling deze week therapeutisch-hardop moest naspreken van mij. Daarover aan het einde meer. En nu ik toch bezig ben nog een disclaimer er achteraan: In deze blogpost zie je nogal wat vakjes, schema’s enzovoort. langskomen. Wat mij betreft kijken/werken mijn leerlingen daar hooguit een kwartiertje mee in een hele periode, maar in het begin kost het natuurlijk tijd om hen hierin wegwijs te maken. Dat vertel ik er hier toch maar even bij, anders zou je kunnen denken dat die leerlingen van Paul dag en nacht vakjes, diagrammen, analyses en weet ik wat meer allemaal voor hun neus hebben! Also nicht also! (nou niet dus) – zoals een leerling ooit schreef. Dus… kijk gerust „door de plaatjes heen“ en laat eens weten wat je er van vindt! Dan helpen we elkaar!

De toets is nagekeken – en dan?

„Heb je de cijfers?“ komen leerlingen al in de pauze vragen. De eerste toets van Duits, ja, dan ben je natuurlijk extra benieuwd. „Je krijgt straks in de les te zien hoe je het gedaan hebt!“ is meestal mijn licht-ontwijkende antwoord. Ik geef toe, op andere dagen horen ze ook wel eens: „Ik ben een oude man, laat mij ongestoord van mijn pauze genieten.“ Wat doe je als je een toets teruggeeft? De blaadjes uitdelen? Klassikaal nabespreken? De blaadjes uitdelen is mij te karig voor al die inspanningen van leerling en docent, en van klassikaal nabespreken heb ik de indruk dat leerlingen veel te weinig opsteken, het is veel te passief. Wat dan wel?

Leerlingen krijgen hun gemaakte toets terug (de opgaven er weer bij) en moeten van mij de fouten op de toets zelf verbeteren. Ik geef namelijk alleen aan waar een fout zit, maar niet wat het wel moet zijn. Het cijfer schrijf ik nog niet op het blaadje. Ik denk dat ik dit jaar ook het totaal aantal fouten maar eens even niet vermeld (die noteer ik in mijn eigen administratie wel vanzelfsprekend). Het grote doel is dat leerlingen hun toets zien als een onderdeel van hun aanpak en niet als een geluk/pech moment of een statement in de orde van „je kunt het of niet“. Maar dat is nog een hele klus voor iedereen…  Het begint natuurlijk al bij fouten verbeteren. Dat kan pijlsnel hoor. Kwestie van iemand opzoeken in de klas die ook jouw versie had en waar geen streepje door zijn/haar antwoord stond, dat even overnemen en klaar is Kees? Je ziet het, daar begint al de begeleiding. 

Hoe krijg ik leerlingen zo ver dat ze meer willen weten dan hun cijfer?

Kort gezegd: Door ze hun toetsen te laten analyseren. Dat is pittige klus voor leerlingen. Ze zijn immers gewend om hun cijfer als einduitspraak over kwaliteit te zien. Hun idee van kwaliteit is vaak zoiets als „als je weinig fouten hebt“. En voor de volgende keer kun je het beste „beter je best doen“,“harder leren“ of „eerder beginnen“. Je kent ze wel, die oprecht goedbedoelde maar ongerichte beloftes die je niet echt verder helpen. Natuurlijk leg ik leerlingen uit waarom ze eerst eens even geen cijfer krijgen, want anders kijken ze je verdwaasd aan en delen hun ontzetting thuis: „Mam, we hebben nou een leraar die geen cijfers geeft. Die gast is echt weird!„.

Om dit hogere gedachtegoed tot leven te brengen gebruik ik de vergelijking met voetbal. Meestal zoiets als „Stel je voor dat je team nog niet zo geweldig presteert. Stel je voor dat jullie coach dan telkens weer zegt: „Volgende keer beter voetballen“, „Harder voetballen“, „Meer trainen“ of „Mijn tip is: meer doelpunten maken!“. Dan vind je die coach waarschijnlijk niet zo sterk. De coach die begint over dingen als verdediging, spelinzicht, conditie, opbouw van de aanval, samenspel zal veel meer met zijn elftal bereiken. Zo is het ook met hoe je naar je toetsen kunt kijken op school. Pas als je weet op welke onderdelen van „het spel“ je nog dingen beter kunt doen, kun je daaraan werken. Het cijfer (of: het scorebord bij voetbal) kan je dat niet vertellen. Ik weet dat je graag snel je cijfer wilt weten, maar je leert meer als ik het nog even verstop voor je, want dan kijk je veel grondiger naar je toets en weet je beter hoe je volgende keer (nog) beter kunt zijn“. Of in de platte verkopers-versie: „Jouw toets bevat verborgen richtingaanwijzers voor jouw succes op de volgende toets. Kun jij ze vinden?“ Natuurlijk krijgen de leerlingen uiteindelijk het cijfer van hun toets – zo werkt onze school gewoon momenteel – maar niet in de les waarin ze met de toets bezig zijn. 

Die toetsanalyse laat ik invullen in hun digitale Mein Deutschportfolio. Dat is een document waar ze in Classroom bij kunnen en in kunnen werken. Het is zo je wilt, hun persoonlijke „cockpit“ van Duits gedurende het hele jaar. Daar moet ik eerst iets meer over vertellen, voordat ik je de toetsanalyse zelf laat zien.  

Van denken over leerdoel naar toetsanalyse

Als ik formatieve evaluatie serieus wil nemen moet ik er voor zorgen dat mijn leerlingen weten en begrijpen wat ze nu eigenlijk leren. Alleen met zicht op het doel kun je uitspraken doen over de vraag of je al aardig in de buurt bent. In Mein Deutschportfolio vinden de leerlingen de leerdoelen die we aan het begin van de periode al even doorgenomen hebben. Aan het einde van de periode vullen ze in hoe het is gegaan.  Met groen voor „gaat prima“, oranje voor „vind ik soms lastig“ en rood voor „erg moeilijk voor mij“. Hieronder zie je hoe een leerling in klas 2 dit aan het einde van de periode heeft ingevuld:

Natuurlijk is dit een zelf-inschatting en geen „test“. Het doel hiervan is dat leerlingen zich bewust worden van hun kennen en kunnen, niet of hun eigen inschatting altijd zo correct is. 

Hoe weet je hoe goed je bent in je taalvaardigheden?

Wat ik ook wil bereiken is dat leerlingen beter zicht krijgen op hun taalvaardigheden. Dus niet op een cijfergemiddelde, maar op de vaardigheden zelf. Daarvoor wilde ik iets visueels in hun Mein Deutschportfolio. Je ziet hieronder wat dat geworden is. Per opdracht (kan ook een onderdeel van een summatieve toets zijn) die gericht is op de pure taalvaardigheid in kwestie komt er een staafje bij in het diagram. Daardoor kun je ook zien hoe je vaardigheden zich in de loop van het schooljaar ontwikkelen. Die diagrammen hoef ik gelukkig niet zelf te knutselen, ze worden gegenereerd vanuit de percentages die ik ergens anders intyp terwijl ik de toets nakijk.

Bewust heb ik voor percentages gekozen. Ik wil dat ze „Ik wil beter worden in die vaardigheid“ op het netvlies krijgen, in plaats van „Ik sta gemiddeld X en daarom vind ik het wel best“. Of dit ook zo gaat werken? Percentages zijn ook een soort cijfers immers? Gaan leerlingen mij telkens vragen: „Is 70% gemiddeld een A of een B?“ Wie weet… dat wil ik juist onderzoeken dit schooljaar. Ik denk dat voor mijn streven nodig is dat een leerling de vaardigheden beter „ziet“ en mogelijkheden heeft om die vaardigheden te verbeteren. Dat kan bij ons op school natuurlijk bij uitstek in een Daltonuur: „Kom maar een keer langs, dan kun je iets extra leren voor jouw spreekvaardigheid“. – zoiets. Daar moet ik de komende tijd aan gaan werken. Die ene leerling krijgt er dan gewoon een extra „staafje in het diagram“ bij en heeft de kans gepakt om te groeien in die vaardigheid. 

Hieronder een voorbeeld van de taalvaardigheden van een tweedeklasser aan het einde van deze eerste periode. Het onderdeel Sprechfertigkeit was gebaseerd op één opdracht (de dialoog inspreken in je Chromebook, zie een vorige blogpost van mij), de andere twee op de luisteropdracht en de leesopdracht die in de eerste schriftelijke toets zaten. Voor die toets krijgen ze een normaal cijfer, maar de vaardigheden zelf zie je dus altijd in dit overzicht terug. 

Ook in de bovenbouw werk ik zo. Hieronder een voorbeeld van de taalvaardigheden van een leerling uit 4-HAVO. Daaraan kun je zien dat de focus in de eerste periode op schrijfvaardigheid lag: Ze hebben drie schrijfopdrachten  gedaan, de fouten daarin verbeterd en geanalyseerd. Daarvoor heb ik voor elke oefen-schrijfopdracht een percentage toegekend. Dit doe ik snel en vrij intuïtief. Het moet de leerling een houvast geven op weg naar de echte toets in de komende toetsweek, over een week. 

 

OK, je krijgt dus niet meteen een cijfer voor je toets in klas 2. Maar hoe analyseer je dan je toets?

Hier een voorbeeld zoals een tweedeklasser haar eerste toets analyseerde, in het tabblad „Meine Prüfungen“ in „Mein Deutschportfolio“. In klas 2 bestond de toets uit een luisteronderdeel, een leesonderdeel en onderdelen met wat woordenschat (een paar vraagwoorden los en een paar zinnen vertalen of juist beantwoorden in het Duits). Ook hier konden de leerlingen weer met de stoplichtkleuren aangeven hoe goed ze dit konden.

 

In dit geval vond ik dat ze haar luister- en leesonderdeel met de kleur oranje goed inschatte. Ze had daar wel wat fouten in. Bij grammatica geen kleuren, en dat klopt want die werd niet gevraagd in die toets. Maar woordenschat wel, dus dat is deze leerling vergeten (?) in te vullen of het is niet overgekomen dat je daar ook de kleuren moest kiezen. Het zijn en blijven kinderen die dit voor het eerst doen en hierin begeleid moeten worden. Uitleg en voordoen op het digibord ten spijt gaat niet alles in één keer meteen goed. Zo viel mij ook altijd op dat een aantal leerlingen het verschil tussen een spelfout en een woordfout niet zomaar begrijpt. Dit moet je uitleggen en voordoen!

Een paar dingen vind ik hier van belang:

1] Het signaal dat je aan een toets meer kan ontdekken dan welk cijfer er boven staat

2] Dat je jezelf kan leren inschatten. = zicht op verbetermogelijkheden omdat je weet wát je wilt verbeteren en

3] … dat het je daarmee kan helpen op weg naar de volgende toets

4] Voor mij als docent: Het gaat er niet om of elk vakje (al) „klopt“ met wat ik waarneem, maar dat leerlingen echt nadenken en proberen zichzelf in te schatten. 

Tot slot nog even de rechterkant van die regel, zie hieronder. De reactie onder het gele vakje is bedoeld om een zo concreet mogelijk plannetje te bedenken voor de volgende toets. Ook hier moet ik met voorbeelden komen om te voorkomen dat leerlingen gewoon niet veel meer kunnen bedenken dan „beter je best doen“. Als het zover is (bijv. een week voor de volgende toets) vraag ik klassikaal alle leerlingen deze informatie weer even op hun scherm te toveren: „Weet je nog wat je wilde?“ Dit als reminder voor hun goede voornemen. 

Loop ik al die vakjes van de toetsanalyse nu bij elke leerling na?

Alleen bij de allereerste toets in klas 2 doe ik dat globaal. Waar een leerling zichzelf telkens veel te hoog of te laag inschat zoek ik die leerling op, leg de toets ernaast en vraag hen te raden welke kleur IK zou kiezen. En ze mogen ook bij hun kleur blijven, vanzelfsprekend zelfs! Als ze maar kunnen beargumenteren waarom. Dit gaat in één moeite door met het mapje wat ik maak met daarin de toetsen waarin mij dingen opvallen en/of die duidelijk veel fouten bevatten. Denk aan onverwachte fouten, de opdracht verkeerd gelezen, enzovoort. Deze leerlingen haal ik individueel naar mij toe en neem hun toets en hun zelfanalyse met hen door. Sommigen hebben last van faalangst, of voelen zich überhaupt nog niet zo thuis in de klas. Ze duiden hun eerste toets soms in het schema „je kunt het / of niet“. Soms laat ik ze hardop dingen naspreken. „OK, dus voor het onderdeel lezen had je zelfs alles goed. Dus kun je voor dit onderdeel al tegen jezelf zeggen: „Ik kan het!“. Wil je dat even hardop zeggen, want dat feestje moeten we even vieren vind ik. Zeg het maar.“ Meestal tovert het een lach op het gezicht als ze hardop zeggen: „Ik kan het!“.  Per onderdeel lopen we zo door de toets. De onderdelen die nog niet zo goed liepen vat ik samen als „Ik kan dit al een beetje, maar de volgende keer nog beter als ik…“ – en dan probeer ik deze leerlingen een concrete studieaanpak te ontlokken die ze begrijpen en kunnen uitvoeren. Als ze hem zelf zeggen begrijpen ze hem ook meestal. En die vullen we dan samen in in hun toetsanalyse, zodat hij/zij het op tijd weer tegen kan komen. Doel is dat deze leerling zich beter voelt, beter leert inschatten en indien nodig een betere vervolgaanpak weet.

Tot slot

Ik weet zeker dat dit allemaal niet voor 100% werkt en ook niet iedereen „bereikt“. Onderwijs is complex. Kinderen zijn met zo veel meer bezig in hun gevoel en hun hoofd dan school. Maar ik denk dat de optelsom invloed heeft: Je eigen leren beter begrijpen, zien dat je daar invloed op kunt hebben, dat je daar plannetjes voor kunt maken, dat je eigen mening daarin gehoord mag worden, dat een toets geen oordeel over jou is maar een tussenstand in hoe je dingen aanpakt – en vooral: dat er altijd nieuwe kansen zijn. 

 

Schreibe einen Kommentar

Deine E-Mail-Adresse wird nicht veröffentlicht. Erforderliche Felder sind mit * markiert

Diese Website verwendet Akismet, um Spam zu reduzieren. Erfahre mehr darüber, wie deine Kommentardaten verarbeitet werden.