Afgelopen week een week met uitgesproken ups en downs. Kortom: eigenlijk een gewone week voor wie in het onderwijs werkt. Maar zit niet juist in het gewone het bijzondere?
3-VWO – „We zijn even bezig met andere dingen“
Het idee dat lesgeven iets is wat je thuis bedenkt en vervolgens „gewoon“ uitvoert in een gebouw even verderop is nogal kort door de bocht. Het aantal factoren dat inwerkt op dat ene moment dat jij daar met die kinderen een connectie tussen henzelf, de lesstof, de activiteit en jou als regisserende docent is potentieel oneindig. Dat is ook de reden waarom elke claim van de soort „Kant en klaar, morgen toepasbaar in uw les“ onzinnig is. Een voorbeeld: Afgelopen donderdag hadden we een studiedag voor alle scholen van de scholengroep waar we met Dalton Voorburg deel van uit maken. De leerlingen hadden daarom alleen de eerste drie uur les. Wat was het gevolg? Het laatste lesuur – ons daltonuur – stonden de kinderen plotsklaps in een collectieve ‚vakantiestand‘: „Jeuh, ik ben zometeen vrij, dus…“. Dat leverde een vermoeide docent op die het motto „go with the flow“ wel erg voor ogen moest houden om dit vol te houden. En dat moest ook in het belang van een aantal leerlingen uit 3-VWO die juist in dat Daltonuur het keuze SO gingen maken. En dan moet het toch wel fluisterniveau zijn. Eigenlijk is dat nooit een probleem en ben ik ronduit tevreden over het werk dat de leerlingen in het Daltonuur verzetten, maar dit keer was het ronduit… waardeloos. Deze rare momenten accepteren en om moeten schakelen naar een gezonde gelatenheid – ik vind het lastig. Ik heb er maar het beste van gemaakt door juist met een aantal een praatje te houden, want van veel werk zou het toch niet meer komen.
Nu ik bij het onderwerp Keuze SO ben: Als sectie hebben we besloten om de SO’s over de hoofdstukken van onze leergang naar de achtergrond te drukken. Je krijgt dus alleen proefwerken over de hoofdstukken zelf, maar wel in dakpan-structuur. Dus eerst Kapitel 1, dan 1+2, 2+3 enzovoort. Aangezien het nederige invul- en aanklik maakwerk naar buiten de les „verbannen“ is komt er tijd vrij om in de les juist de vaardigheden tot leven te laten komen. Interessant is natuurlijk om te kijken wie op het aanbod Keuze SO „hapt“ en om welke redenen. In 3-VWO waren dat een paar leerlingen die voor hun eerste twee toetsen ( leesboek + woordentoets met herhaling van de 250 belangrijkste woorden van klas 2) niet hoog gescoord hadden of gewoon houvast wilden voor het proefwerk van komende week. Het keuze SO bieden we als sectie alleen aan in een vast Daltonuur. En de docent die die dag de leerlingen ontvangt kijkt het ook na. Deze samenwerking moet efficiency en werkdrukverlag opleveren.
Afgelopen woensdag – de laatste dag voor het keuze SO – dacht ik iets heel verstandigs te gaan doen. Ik geef iedereen een voorbeeld SO – die stof zit immers ook in de toets van komende week – en ga daar mee oefenen. Het moeilijkste stuk (alle vier de naamvallen toepassen) is weliswaar geen taalvaardigheid, maar wel iets wat ook aandacht behoeft. Ik stuitte op een „We zijn even niet thuis“ in beide 3V-groepen. De baas in het lokaal was de puberteit in pure vorm, tot leven gekomen in het soms doorgeschoten zelfvertrouwen van de 3-VWOer. Er hing plotsklaps een sfeer van: „O, dat blaadje kun je dus ook thuis wel maken.“ of „In het weekend ga ik alles voor Duits bijwerken (subtekst: „dus nu even niks„). Een aantal ging wel aan het werk, maar vaak niet met dat wat nu juist de meerwaarde kon opleveren. Diepe, diepe, diepe zucht. En ik geef het toe: een hoop gemopper van mijn kant. Niet productief, maar het moest er even uit. „Jongens, je kunt NU testen of je het begrijpt. Dit is je kans!„, toeterde ik maar, driftig rondzwevend rond al die teams waar hooguit halfhartig een blik op het blaadje geworpen werd.
Het vervelende was dat ik vermoedelijk zelf mede oorzaak was van het probleem. Ik opende aan het begin van het uur op het digiboard de digitale Stasi-software van deze tijd (= het werkoverzicht in de docentmodule van de uitgever, van wat leerlingen gedaan hadden aan het hoofdstuk) en inderdaad: daar zag je dat sommigen nog niet eens begonnen waren. Anderen waren super goed bezig geweest. Er werd wat besmuikt gelachen in de klas, maar onaardig werd het niet. Het doel was een milde vorm van peer-pressure. Daltonleerlingen zijn doorgaans mild voor elkaar en ik maak er zelf ook geen „Spaanse inquisitie“ van…
Gevolg? Bij een aantal ging pardoes de knop om: „OK! Missie 1 is onmiddellijk die opdrachten gaan maken“. Hun Chromebook ging open en ik was ze kwijt. En toen kwam de docent nog met een ander blaadje. Iets met een oefen SO ofzo. „Maar dat keuze-SO maak ik niet, dus laat maar“ – vermoed ik dat sommigen dachten. Kortom: misschien heb ik hun prioriteiten-agenda wel zelf overhoop geschopt. Maar toch: Een aantal leerlingen was wel degelijk bezig met het proef-SO en wilde ook wel weten of ze de juiste antwoorden hadden. Wie het gemaakt had mocht met mij even mee naar het leegstaande lokaal hiernaast en met hen heb ik daar de antwoorden besproken. Grappig lichtpuntje: Eenmaal terug in hun team waren sommige anderen toch ook maar begonnen met het blad. Ze kregen nu uitleg van degenen die van mij hoorden hoe het werkte en wat waarom het antwoord was. Conclusie: Let op je timing Paul! En ook dan: VWO-ers hebben autonomie en vaak veel zelfvertrouwen, gezegend als ze zijn met eerdere successen, genoeg talent en soms zelfoverschatting. „Ik regel dat wel met die toets als het zo ver is“ hangt als een denkbeeldige denkwolk boven sommigen. Ze waren in meerderheid nog niet ECHT bezig met leren en dingen kunnen. Althans, van de lesstof. Ze waren vooral bezig met elkaar… Misschien wel het belangrijkste „school“-vak in deze fase van hun leven. Er stond alleen een of andere docent doorheen te praten en druk te doen…
4-HAVO IN DE SCHRIJFWERKPLAATS
In de komende toetsweek gaat 4-HAVO een informele tekst schrijven. Een verslag van een (fictieve) gebeurtenis, of een mening over iets waar iedereen wel eens iets van vindt. Dat soort werk. In de eerste toets laat ik de naamvallen even voor wat het is. Ze krijgen de schema’s er bij, maar tenzij je „das Junge“ gaat schrijven tellen alleen de juiste naamvallen mee als een soort bonus. De focus in deze periode ligt op inzicht in wat van belang is bij schrijven, en ze hebben aardig wat geoefend met werkwoorden opfrissen.
Nu ik het daar toch over heb: Voor de onregelmatige werkwoorden heb ik – hoofdstuk huisvlijt – gelamineerde flitskaarten liggen. Een korte Nederlandse zin op de ene kant, de Duitse vertaling op de andere. Leerlingen moeten ze in duo’s inoefenen, maar niet op de „Ik ga jou wel eens even overhoren manier“ die al snel optreedt bij flitskaarten. Ik wil juist dat ze allebei actief zijn. Ik laat ze daarom het stapeltje kaartjes met het Nederlands naar boven in het midden van het duo neerleggen. Om en om zeg je wat volgens jou het antwoord is. Je medeleerling moet zeggen of hij/zij dat ook vindt of het verbeteren. DAN pas samen op de achterkant kijken. Hier zie je 4-VWO in actie, twee weken geleden, maar in 4-HAVO gaat het op dezelfde manier
Uiteindelijk ga ik ze snel mondeling overhoren. Ze moeten onderweg zelf bijhouden hoe goed ze ze inmiddels kennen:
Op vrijdagochtend heb ik mijn 4-HAVO een blokuur, het 1e en 2e uur. Dat zijn niet hun beste momenten. Als „zombies“ zitten ze op hun stoeltjes. Braaf? Zeker. Met aandacht erbij? Ja, maar slow-motion allemaal. Nu hebben ze de afgelopen weken drie korte teksten geschreven en hun door mij gemarkeerde foutjes en fouten verbeterd. Ook hebben ze in kaart gebracht welke soorten fouten ze meer of juist minder maken in hun digitale Fehleranalyse. Die kunnen ze kort voor de toets er bij pakken. Bij voorkeur op die momenten waar opeens leerlingen voor je neus staan en vragen als: „Wat voor toets gaan we eigenlijk doen?“en „Wat moet je leren?“ op je loslaten.
Ik zie een oefenschrijfproduct bij uitstek als een werkplaats. Zowel voor de leerlingen als voor mij is het echt hard werken, maar ik prefereer dit boven „de antwoorden er bij schrijven“ en „klassikaal bespreken“: het is te ongericht en maakt leerlingen passief. Zoals je hier onder ziet is dat alles bij elkaar een hele klus. Al dat gekriebel kan er ook intimiderend uitzien. Kortom: de afdeling nazorg is op sterkte als ze voor het eerst zo’n blaadje in hun handen hebben. Even als toelichting: Het gele handje markeert waar ik een opmerking heb geplaatst / fout heb aangegeven in de tekst van de leerling. De opmerking wordt altijd afgesloten door het gereedschap-symbooltje. Niet geheel toevallig gekozen, het is immers een werkplaats. De meeste basale dingen gaan nog mis in 4-HAVO. Maar dat is wel logisch, ze hebben nog niet veel schrijfervaring. Hieronder zie je een leerling die o.a. dacht dat „etwas“ „het was“ betekent. En in zijn eerste schrijfproduct wel 20 hoofdletter fouten had. Die jongen heeft nu door al dat verbeteren op zijn netvlies dat hij wel erg veel hoofdletterfouten maakte. Ik laat hier bewust het werk zien van iemand waar het vol staat met fouten. Er zijn er ook die maar een paar dingen verkeerd hebben, de verschillen zijn soms groot
Voor wie ook digitaal correctie tekens wil invoegen: Ik gebruik (als de leerlingen het digitaal moeten inleveren) „Voorkeuren“. Dit is een handige functie in Google docs, die doet denken aan de autocorrectie in Microsoft Word. Je vindt hem in het menu „Extra“
Het leuke is: Je kunt eigen combinaties maken. Zoals bijvoorbeeld als je f1 intypt komt er dat gele handje, de tekst „hoofdletter“ en het sleuteltje in beeld op die plek. Na een aantal jaren ken ik veel van de meest gemaakte „top 25“ foutjes/fouten wel uit mijn hoofd, maar ik heb er op mijn scherm ook een lijstje bij. Zo kan ik digitaal met wat klikken en typen snel een korte tekst nakijken. Zie ik bijvoorbeeld een das/dass fout? Dan hoef ik alleen maar f3 te typen en het belandt op die plek in de tekst. Voordeel is ook dat ik even van dat handschrift gekriebel af ben. Ook kan ik snel regelafstand 2 en lettergrootte „fors“ maken, zodat er na het printen lekker veel ruimte is voor correcties. Die laat ik JUIST met de hand doen: Ik kan het sneller zien wie waar mee worstelt en waar dingen nog verbeterd moeten worden. Vanuit thuis kan ik op de printknop klikken, op school kan ik het uit elke printer in kleur laten printen. Eindelijk, ICT die mij het leven makkelijker maakt!
Ik heb leerlingen van te voren natuurlijk verteld dat ze ook heel snel klaar kunnen zijn als ze een schrijfopdracht digitaal moeten inleveren. Kwestie van even door Google Translate halen, toch? Ik hoef er niet veel aandacht aan te besteden, ze snappen al heel snel ze over een paar weken alleen een leeg blad en een woordenboek voor zich hebben. Of ze weten hoe een woordenboek werkt? De meest wakkere van deze Grote 4-havo Kinderen, kijken me aan met een blik van. Duh, wat dacht jij dan? Dat staat gewoon achterin!
Aangezien ik zag dat een meervoud vinden (die Freunden, die Kinderen), of een verleden tijd of een voltooid deelwoord (nach Hause gegehen) van een sterk werkwoord een lastige was nam ik de proef op de som met hen. Ik wil het hen niet uilteggen (dat gaat langs ze heen denk ik). Ik wil het ze laten ervaren door te proberen. Ze kregen allemaal een woordenboek en de opdracht om deze drie opdrachten te doen:
- Zoek het meervoud op van „de krultang„
- Vertaal het woord „geslopen“ in de zin „We zijn het huis uit geslopen“.
- Vertaal: „hij groeide„
Je ziet dat ik bewust op zoek gegaan ben naar woorden waar geen of weinig voorkennis van kon zijn. Dus je kunt niet echt gokken. Hieronder zie je hoe lastig dat nog is. Er blijken heel wat vertalingen te zijn. Ook dacht iemand dat „de“ in „de krultangen“ „der“ moest zijn, „want het is mannelijk“. Ik nodigde iedereen uit die een andere oplossing gevonden had om deze er bij te schrijven. Het beste aan deze opdracht: Ze zaten ECHT in een woordenboek te kijken en ervoeren dat ze soms geen idee hadden waar het nu ECHT staat. Ook belangrijk voor nu: Ze durfden een antwoord er bij te schrijven, zonder benepen af te wachten of je het goed of fout hebt. Ook wel typisch voor 4-HAVO vind ik altijd: Dan heb je het goede antwoord gevonden, maar schrijf je het te slordig over. Kortom: Grondigheid en rust is een echte uitdaging voor ze. Al met al een een goed, ervaringsgericht onderdeel van deze vrijdagochtendlessen geworden, denk ik.
Tot slot
Natuurlijk zijn we niet alleen bezig met „of je veel of weinig taalfouten hebt“. Het is logisch dat leerlingen dit aardig op het netvlies hebben, aangezien ze de andere zaken vaak redelijk goed kunnen in 4-HAVO. Aan het begin van de „schrijfweken“ vroeg ik hen op een mini-briefje op te schrijven, waar ze dachten op beoordeeld te gaan worden bij hun schrijftoets. Hun antwoorden heb ik hieronder samengevat. Je ziet dat maar 1 leerling het over de inhoud had. Schokkend? Ik snap dat wel: Binnen de school krijg je vaak een voorgestructureerde schrijfopdracht. En je maakt veel foutjes en fouten op al die andere gebieden, en daar ben je ook veel mee bezig. Volgende week laat ik ze drie verschillende uitwerkingen zien, die ik ze op inhoudelijke gronden laat vergelijken. Eens kijken of ze de verborgen ingrediënten van een leuke, pakkende tekst kunnen benoemen en – nog veel interessanter – of ze mogelijkheden zien om daar zelf ook eens mee te experimenteren.
Hoi Paul, weer zeer genoten van jouw herkenbare observaties. Geweldig hoe jij met je leerlingen, met je vak bezig bent.
Je slotakkoord („inhoud“) is natuurlijk echt een ding voor ons. Als het geen tweetalig onderwijs betreft, moeten we iets bedenken om er CLIL van te maken. Ik ga er vanuit dat de tijd van vergezochte schrijfopdrachten voorbij is. In de zesde ben ik nu bezig met WG en BAföG, waarvan ik meen dat leerlingen er iets mee kunnen ‚hebben‘. Maar het blijft zoeken… Een uitdaging!
Hoi Thomas, bedankt voor je leuke reactie. Eens, de inhoud van wat we de leerlingen laten schrijven is een punt van aandacht. Schrijf een brief aan je oom in Wenen“ (ooit het begin van een CITO schrijfopdracht) – die tijden zijn heel erg voorbij gelukkig… Op onze school ronden we Duits schrijven in de havo ook al in 4-HAVO af, zodat we daarna des te meer tijd hebben voor spreken, luisteren en lezen.
Schrijven moet: juist door taalproductie (net als spreken natuurlijk) leren ze veel. Maar de meeste leerlingen zullen later weinig Duits meer schrijven, vrees ik. Antwoordformulieren en kant-en-klare briefjes maken het leven gemakkelijk. Realistische opdrachten op school zijn absoluut nodig!