Hier weer een update uit lokaal 122 op het Dalton in Voorburg. Het lokaal waar 241 kleine en grote kinderen ook deze week weer hun Duitse lessen volgden. Er gebeurt zoals altijd in het onderwijs te veel om op te noemen, daarom pak ik er ook deze week een paar dingen uit.
HET MOTTO
Hoe maak ik mijn leerlingen snel duidelijk hoe we werken? De verwachtingshouding op onze Daltonschool is namelijk: Je mag – binnen bepaalde kaders – veel eigen keuzes maken. Hun verwachting van een les is: Je pakt je (chrome)boek en je gaat oefeningen maken. De docent legt nog even wat uit en vertelt of doet nog wat. Maar – zie mijn vorige post – dit jaar wil ik meer actie en meer leerzame activiteiten in de les. Meer Duits ook graag. Dat betekent minder eigen keuzes. Of zelfs geen. Het borrelde denk ik nog wat: Hoe maak ik dit duidelijk aan mijn leerlingen? Ideeën komen altijd op de vreemdste momenten. Op de fiets, in een lift of… tijdens het strijken van een overhemd. Opeens kwam de oplossing uit de mouw. Het motto: „In de les DOEN we Duits. Thuis en in Daltonuren MAAK je Duits“. Ik weet het, het is een grove versimpeling, maar een slogan moet simpel blijven. Als het helpt om te begrijpen dat ze niet snel een half uur „aan het werk gezet“ gaan worden om een reeks kleine invulopdrachten te maken, die ze net zo goed thuis zouden kunnen maken is het al goed. Zeker als de dag wat gevorderd is en de energie aardig verbruikt is hoor(de) ik mezelf dan voortdurend dingen zeggen als: „Kom, maak die opdracht nou nog even af“. Of de licht geschokt/wanhopige variant: „Je hebt dus maar twee zinnen gedaan de afgelopen 20 minuten?“. Het zijn de momenten waarop de telefoon uit de broekzak komt, de blik naar de klok gaat, de eerste tas wordt ingepakt en als je niet oppast er een meute bij je deur staat: Leerlingen nemen even een time-out. Heel begrijpelijk dat de boog niet altijd gespannen kan zijn, maar het kan anders en – hopelijk effectiever. Misschien is dat wel dé uitdaging voor ons allemaal, dat opeens de bel gaat en we de tijd helemaal vergeten waren?
VALKUIL: CONTACT
Een gesprekje met een leerling kan alleen in rust en op individuele basis als leerlingen simultaan aan de slag zijn met bijv. iets schrijven, elkaar overhoren enz. Iets waar je even geen regisserende actieve rol hebt als docent. Tijdens luistervaardigheid en spreekvaardigheid is dat een stuk lastiger of zelfs onmogelijk. Laten we nu juist deze vaardigheden in periode 1 in de bovenbouw veel op het programma hebben. Om beter contact te maken met vooral de 4e klassers (we kennen elkaar nog niet (allemaal) uit eerdere jaren en in de clusterklassen kennen ze elkaar ook nog niet goed) heb ik afgelopen week bewust „extra treuzeltijd“ ingebouwd aan het begin van het uur. Terwijl ik dingen klaarzet vraag ik individuele leerlingen in het Nederlands of Duits hoe het met ze gaat. Of bijvoorbeeld of ze al een beetje gewend zijn aan de brute verstoring van hun „Netflix-slapen-eten- gamen-vrienden- WhatsApp“ ritme. „Morgenmensch oder Abendmensch?“ (Of: „Erdbeer oder Zitrone?“) Soms laat ik het bij: „Hurra, Freitag! Morgen Wochenende!“ Zelden meegemaakt dat iemand daar somber van gaat kijken. Alles om ze even uit hun dagelijkse stress, vermoeidheid, het-is-school gevoel te krijgen en een moment van oplichtende ogen op te roepen. Leerlingen moeten zich gezien voelen. Niet als leerling maar als mens. Dat zou je in geestdriftige didactische avonturen zo maar over het hoofd kunnen zien…
STEH AUF! STEH AUF!
In de vakantie kwam ik het boek „Fun learning activities for modern foreign languages – a complete toolkit for ensuring engagement, progress and achievement“ van Jake Hunton tegen. Ik moet je waarschuwen voor dit boek. Je waant je als kind in een speelgoedwinkel. De verleiding om alles wat zo leuk, motiverend en overtuigend leerzaam kan zijn tegelijk uit te proberen is enorm. En Hunton legt ook nog eens per werkvorm uit wat de achterliggende leertheorie is. Dus het is nog eens „bewezen“ ook! Dylan Wiliam vertelt regelmatig dat leraren als eksters zijn. Wat glimt en aantrekkelijk oogt doen ze een keer, nog een keer en laten het weer vallen voor iets anders. Misschien is het de hunkering naar afwisseling, „iets leuks“, „iets kant en klaars“ dat het langer en moeizamer onder de knie krijgen van een bepaalde werkvorm in de weg staat. Ik heb de verleiding willen weerstaan, door uit dit boek één werkvorm te kiezen, waar ik nu ervaring mee opdoe. Deze vorm is flexibel, eenvoudig, vergt geen voorbereiding van leerlingen, vergt minimale voorbereiding van mijn kant, geen losse materialen van belang, de inhoud is ingebed in de leerdoelen van het moment en vooral: hij biedt leerwinst! In de loop der jaren heb ik ontdekt dat dit de succesfactoren zijn van werkvormen die een „permanente verblijfsstatus“ in mijn lessen krijgen.
In het Engelse origineel heet deze werkvorm Bob up! Ik heb hem omgedoopt in Steh auf! Steh auf!„. Het doel is woordenschatverwerving. Nederig werk, maar onmisbaar. Woordjes leren daagt slimmere kinderen totaal niet uit. De brave en zwakkere kinderen vinden woorden leren fijn omdat het zoiets is als je kamer opruimen. Niet perse leuk, maar te doen en met zichtbaar resultaat. Ook voor hen toetsen we als docenten woorden. Er speelt een gevoel van beloning en troost in mee, denk ik wel eens. Maar uiteindelijk gaat het niet om het kennen van de spelregels en je sportuitrusting, maar om wat je op het veld kunt laten zien. Kortom: Ontzettend belangrijk zolang woordkennis je niet aan een schijnvoldoende helpt omdat de vaardigheden niet de doorslag geven in je uiteindelijke rapportcijfer.
Einde preek. Hoe werkt Steh auf? Steh auf? Je maakt als docent vooraf een genummerde woordenlijst met Duitse woorden en hun Nederlandse vertaling naast elkaar. Ik kies woorden die ze moeten leren voor de komende toets, maar ik ga deze werkvorm ook gebruiken een tijdje NA de toets. Woorden herhalen op het moment dat je ze begint te vergeten zorgt er voor dat ze extra goed beklijven. Ik maak die lijst in Google presentaties, waar ik ze in een lege tabel in vul. Op mijn smartboard passen er – in een voldoende grote letter – zodoende 22. De leerlingen zien de woorden nog niet als het spel begint. Eerst moet de klas in tweeën gesplitst worden. In mijn geval laat ik de leerlingen in hun team elkaar een letter geven (A, B, C of D) en vertel dat bijvoorbeeld A en C links gaan zitten. B en D rechts. Ze moeten zo zitten dat ze het smartboard kunnen zien en makkelijk kunnen opspringen.
Dan moeten binnen elk team de 22 nummers verdeeld worden. Daartoe kun je een teamleider benoemen, die deze nummers onder zijn/haar team verdeelt. Let op: dat lukt ze niet zo maar. Daarvoor moeten ze goed luisteren naar hun teamleider en sommige leerlingen zullen 2 nummers moeten onthouden. Je team bestaat immers uit minder dan 22 leerlingen. Kortom: misschien in het begin even voordoen of zelf de nummers verdelen is sneller.
Het spel kan beginnen. Je toont nu de genummerde woordenlijst. Je vertelt: „Zodra ik bijvoorbeeld „sechs“ roep kan jouw team een punt verdienen. De nummer 6 in jouw team moet dan opspringen en luid en duidelijk het Duitse woord met Nederlandse vertaling roepen: „Ostern – Pasen!“. Maar pas op: In het andere team zit ook een nummer 6. Als die persoon sneller is, of jou inhaalt en duidelijker spreekt krijgt dat andere team het punt.“ Als docent houd je de score bij (Ik doe dat met plastic piratenmuntjes in twee bekertjes, maar turven kan ook).
Ik noem in een hoog tempo en door elkaar de nummers in het Duits. Telkens springt er iemand als eerste op, roept al voorlezend het Duits + Nederlands (beide, om woord + betekenis in te prenten) en krijgt het punt. De hele klas hoort dus de woorden en kijkt permanent naar het bord. Natuurlijk laat ik alle nummers aan bod te laten komen, liefst elk woord vele malen. Dit is fase 1.
In fase 2 toon ik de volgende dia, waar de kolommen met de Nederlandse vertaling weggelaten zijn. Ook nu moeten de opspringende leerlingen Duits + Nederlands roepen. Kortom: Je moet de betekenis dus wel hebben onthouden. In fase 3 (als het om productief te kennen woorden gaat) zie je alleen de Nederlandse woorden. Kortom: Zo wordt het geleidelijk moeilijker. Het leuke is dat je niet alle fasen altijd moet doorlopen en dat is de kracht: De werkvorm is flexibel.
Zelf voeg ik nog een extra toe: Ik heb een gekke zoemer, die het geluid maakt van een loeiende koe. Daar klik ik op als degene die opsprong het woord nog niet helemaal goed uitsprak. Het lid met dat nummer van het andere team mag nu alsnog – binnen korte tijd – het antwoord zeggen en als diegene het goed uitspreekt gaat het punt naar dat team. Degene die het nog niet goed uitsprak moet natuurlijk goed luisteren, want – wie mij kent – weet dat jouw nummer natuurlijk nog een paar keer gaat terugkomen. Iedereen heeft recht op een mooie revanche – en een juiste uitspraak…
Nog een variant voor de laatste ronde. Deze is erg leuk voor de slimmere kids. Nu noem ik geen cijfers meer (en iedereen mag nu antwoorden), maar omschrijf ik een woord in het Duits of vertel gewoon iets wat met het woord te maken heeft. Iedereen kijkt ingespannen naar de hele lijst en probeert een synoniem of een woord te vinden wat er mee te maken heeft. Dus ik vertel: „Ich gebe viel zu viel Geld aus. Auch an Unsinn eigentlich, das ist eine schlechte Gewohnweit“. Vervolgens springt er iemand op en roept: „Die Verschwendung – de verkwisting“! Er zijn nog veel meer varianten. Het genoemde boek staat er vol mee, van nummers wisselen tot „free roles“ enz.
Wat leer je hiervan?
Je leert vooral de koppeling woord+klank+betekenis. Elk woord „klinkt“ ook in het lokaal, waardoor de kans groot is dat iedereen het onbedoeld mee leert, ook als het jouw nummer niet eens is. Het gaat om een beperkt aantal woorden, dus is de kans groter dat je ze (als het lang / vaak genoeg gespeeld wordt) allemaal kent. Onbedoeld neveneffect: je leert de Duitse getallen pijlsnel verstaan! Het fysieke aspect en het spelelement vergroten de aandacht aanmerkelijk: het is enorm actief, wat ook de slimmere kinderen aanspreekt. Ook doen de leerlingen eens iets samen in de talenles. En ook de stillere kinderen kunnen mee in het spel. Het fysieke vind ik een echte toevoeging. Kinderen zitten heel wat uren in de school, vooral in de talenlessen, dat is niet bepaald gezond.
Wat zijn de eerste ervaringen?
Kinderen vinden het leuk en nuttig. Je zou denken vooral de tweedeklassers. Uitgerekend 6V was twee weken geleden de eerste klas die het mocht proberen. Ze vonden het super. Ik vroeg nog voorzichtig: „Is dit niet wat te kinderachtig voor jullie?“ Er kwam een geruststellend: „Welnee!“. Nog even iets over de woordenlijst die ik gisteren voor hen gebruikte. Ik had ze vorige week in een Google-quiz in Classroom alle woorden laten maken van de eerste receptieve Grundwortschatz toets uit 4VWO. 10 minuten werk voor hen en meteen een goede herhaling. De 22 woorden die bijna niemand meer wist kwamen door de automatische analyse van Google quiz meteen boven drijven. Deze heb ik voor deze Steh auf! Steh auf! gebruikt. Zo herhalen we doelgericht: alleen wat nodig is.
Gaat alles altijd goed? Nee, dit is gewoon onderwijs zoals het is. In een van mijn 2e klassen ontdekte ik een paar NLM (niet leuke mannetjes) die al met hun lichaamstaal aangaven dat ze andere plannen hadden. Lekker achterin zitten, beetje leunen tegen de muur, ze vonden het wel best zo. Ze lieten doodleuk het andere team opstaan voor hun nummers. Hun eigen team was niet bij machte in deze klas om de mannetjes mee te laten doen. Misschien moeten ze volgende week maar in het midden gaat zitten van de klas en de woordenlijst even overschrijven? Deze niet-oplossing heb ik als leraar altijd nog achter de hand. Maar ik vind hem niet zo ingenieus omdat hij alleen op „straf vermijden“ inzet. In elk geval heb ik het gelukkig ontdekt en benoemd en even later deden ze „gedwongen“ mee. Maar: Wie van de lezers weet een betere manier om de NLM-ers naar WLM-ers te krijgen? Ik houd me aanbevolen!
BLOKUUR 7E EN 8E OP VRIJDAG
Blokuren. Op vrijdagmiddag. Bij sommige lezers en leerlingen roept het een gezichtsuitdrukking op die boekdelen spreekt. 6V gisteren, 7e en 8e uur. Eerst even een kop thee voor wie wil. Twan en Beer kwamen met 2 rollen koekjes het lokaal binnen. Dwars door de keiharde herrie van de rioleringswerkzaamheden in de straat ploegde iedereen (helden bestaan!) zich door een compleet luistertoetsonderdeel. Daarna verplicht 5 minuten even lopen en de klas uit. Bij terugkomst je antwoorden vergelijken met een foto van de antwoorden op het bord (meteen inzicht in hoe je er voor staat) en daarna nog een rondje „Steh auf! Steh auf!“ Opeens ging de bel. Einde van weer een enerverende, intensieve maar in veel opzichten weer leuke week!
TOT SLOT
Op het schoolplein fietst een leerling mij tegemoet. De week daarvoor voor het eerst in zijn klas Steh auf! Steh auf! gedaan. Ik zeg Ostern! Hij in een split second: Pasen!
DANK AAN 6Vb: Voor het maken van de foto’s en het toestemming geven voor het gebruik hiervan op mijn blog.
Wat geweldige lessen vorige week gehad met Steh auf Steh auf!
Dank voor deze inspirerende werkvorm, ik heb echt plezier er aan beleefd!