Het schooljaar is hier in Voorburg op het Dalton alweer in volle gang. Dit jaar mag ik 239 kinderen in 10 klassen op 6 niveaus begeleiden. Dat is een voorrecht – en een klus. Ik voelde me dan ook getroost door de woorden van Dylan Wiliam: „I have worked more hours in several jobs, but never more hard than I did as I was a teacher.“ Kijk, die man snapt het! Deze week mocht ik Dylan Wiliam twee dagen live meemaken op scholing in Amersfoort, samen met honderden anderen. Op dag 1 ging het over formatieve assessment en dag 2 had als onderwerp curriculumontwikkeling en toetsing. Er gebeurt een hoop op deze gebieden, en – aangezien ik aan zag komen dat ik dit jaar maar beter strak georganiseerd kon beginnen (zo’n voornemen dat je vast wel herkent) – ben ik er in de vakantie qua ideeën en opzet eens even voor gaan zitten. Met onze sectie hadden we vòòr de vakantie al wat bakens verzet. Daarover verderop meer. Geen idee of ik hier „wekelijks“ iets zal posten (garantie tot de voordeur) – maar je herkent vast wel dat „dingen aan anderen uitleggen“ er voor zorgt dat je dingen bewuster doet. Daarom dus hier zo’n verhaal. Dingen bewust doen is èn hard nodig èn knap lastig in het onderwijs. Je staat onder permanente handelingsdruk. Dan is er niet veel ruimte in je hoofd en in je tijd voor rustig nadenken, keuzes overwegen en terugkijken wat waarom hoe wel of niet werkte. En als dat er allemaal weinig van komt… draai je voor je het weet in een soort „overlevings-ervarings-cirkeltje“ rond. Ik spreek uit ervaring…
Van toezichthouder naar…
Aangezien onze school vier jaar geleden begon om alle nieuwe brugklassers van een Chromebook (met de Google browser dus) te voorzien zijn we met onze sectie op zoektocht naar het benutten van de nieuwe mogelijkheden die „elke leerling heeft een computer voor zijn neus“ biedt. Onze lesmethode kun je volledig digitaal doen, dus we gingen daar maar eens ervaring mee opdoen. We merken dat leerlingen het fijn vinden om in hun tekstboek op papier te kijken. En ik vind (en veel leerlingen vinden dat ook wel) het fijn als ze de opdrachten digitaal maken. De reden is vooral: ze krijgen meteen feedback en we kunnen samen makkelijker terugkijken wat lastig was of niet. Vorig jaar zijn we daarmee gestart en de ervaringen waren niet slecht. Maar op één punt meteen niet prettig: Je hebt een gevoel van disconnectie: Kinderen zitten in beeldschermen te werken. Je ziet ze niet schrijven, ontdekt minder snel waar ze zoeken, even vastlopen of over nadenken. Ik kan wel in een soort analyse tool gaan kijken („Leerling X had zo veel % goed in zoveel tijd“) maar dat geeft (ook) niet bepaald een diep inzicht in het leerproces. En als leerling en docent het bij de toets pas ontdekken of iemand het kan en weet hebben we het samen niet goed aangepakt.
Nog een nadeel: Er waren te veel momenten dat ik naar een groep kinderen zat te kijken die zwijgend „een boekhoudprogramma“ aan het invullen was. Oortjes in, muziekje erbij, gedachteloos intypen. Geen lessen waar ik met trots op terugkijk. Ik heb ooit een column geschreven over „invulleritis“: De opdrachten in veel werkboeken zijn klein verkaveld, gereduceerd tot „lees het hier, neem het over, vul het in“. KIKADEWADO (Kind kan de was doen) heette dat ooit in soldatentaal. Geen wonder dat het meer een kwestie is van doen dan denken. We krijgen nauwelijks vragen van leerlingen. Als je ze vraagt: „Wat heb je nu net eigenlijk geleerd/gedaan?“(een pittige vraag trouwens voor ons allemaal, benoem het maar eens goed!) kijken de meeste leerlingen je met grote ogen aan. „Nou, opdracht 7!“ Ook wij leraren mogen de hand in eigen boezem steken op dat gebied. John Hattie refereert in 10 Mindframes for Visible Learning (John Hattie/Klaus Zierer 2018) naar onderzoek waaruit bleek dat de meeste leerlingen na afloop geen inhoudelijk leerdoel van de les konden benoemen. En nog erger: hun eigen leraren ook niet… Voor je het weet zijn onze doelen „de grammatica van hoofdstuk 2 bespreken“ , „controleren of iedereen de schrijfopdracht ingeleverd heeft“, „dit op tijd afronden“ en raken we het zicht kwijt op wat we nu eigenlijk waarom willen bereiken in termen van het leren zelf. Leraren praten – zo ontdekte Graham Nuthall in zijn onderzoeken naar wat er wordt gezegd in lessen – vooral over opletten, anderen niet afleiden, boeken, bronnen, stappenplannen en weinig over leren en denken. „The challenge in too many classrooms is about knowing the rules and procedures of the teacher, not the challenge of learning“(blz 61). Au, die zit!
De slimmere leerlingen hebben al lang door dat je de proefwerktoets (die ook beter kan, maar daarover een andere keer meer) ook wel haalt door gewoon de lesstof sec te stampen. De bijbehorende opdrachten ervaar je al snel als overwegend zinloos. Behalve de spreekwoordelijk hardwerkende en risico-mijdende leerlingen. Die zijn wel blij met dit soort „alles onder controle“ opdrachten. Het biedt doorgaans schijnzekerheden. De waarheid ligt natuurlijk in het midden, maar dit jaar is het vaste voornemen van onze sectie:
OK! We gaan die lessen levendiger, „Duitser“ en vooral: relevanter maken. Maar hoe dan?
Het toeval wil dat de studiewijzers van onze school dit jaar (voor alle vakken) voorzien zijn van nieuwe rubrieken: Leerdoelen in termen van „Kennis“, „Vaardigheden“ en „Houding“. En dat per periode. Ik geef het toe: Het blokje „Houding“ heb ik even genegeerd (sh… niet verder vertellen). Ik kan niet alles, even geen zin in en kommt Zeit, kommt Rat. Maar met die andere twee wilde ik juist aan de slag omdat ze de sleutel kunnen zijn tot diepere verwerking en het gevoel dat je op school komt om iets betekenisvols te ervaren en te leren. Het gevolg is dat de leerlingen nu in Google Classroom (hoera, ze hebben elke les een computertje voor hun neus!) een „Mein Deutschportfolio“ werkblad aantreffen. Eén werkblad voor het hele jaar. Het staat online, dus het kan niet kwijtraken en zowel docent als leerlingen kunnen er altijd bij. In diverse tabbladen daarvan houden de leerlingen zelf bij of ze de diverse leerdoelen onder de knie hebben. Dat zijn natuurlijk dezelfde doelen als in de studiewijzer staan. Dat bijhouden gebeurt telkens met stoplichtkleuren en een enkele keer met een klein vakje voor tekst: We willen niet dat ze van die „reflectieverhalen“ moeten schrijven in de onderbouw en daar veel tijd mee kwijt zijn.
De leerdoelen zijn in leerlingentaal samengevat („ik kan“ en „ik weet“ beschrijvingen) die uit de hoofdstukken van het boek voortvloeien. En vooral beperkt tot een handjevol. Dus geen waslijsten met ERK taalhandelingen. Er zijn ook aparte tabbladen waarop ze hun uitspraak en mondelinge taalvaardigheid in kaart kunnen brengen, en in de bovenbouwklassen een foutenanalyse kunnen bijhouden voor schrijfvaardigheid en presentaties geven. Als docent kan ik in hetzelfde blad werken en op hun zelfinschatting reageren.
We zien dit als een experimentele stap: iets om ervaring mee op te doen. Het idee is dat de leerlingen dit ongeveer 2 keer per periode even bijwerken. Het gaat er niet om of de leerlingen dit „correct“ kunnen beoordelen. Het gaat er om de betrokkenheid te verhogen: Leren nadenken over dat je op school komt om iets te weten en daarmee iets te kunnen: dat je iets leert. En ook beseft WAT dat dan is. En dat je dat kunt proberen in kaart te brengen en je manier van werken en leren waar nodig te verbeteren. Hiermee willen we een aantal aspecten van formatieve assessment beter vormgeven: verhelderen en bespreken van leerdoelen, bewijs verzamelen van leerresultaten (in elk geval de zelfinschatting daarvan…), feedback geven en leerlingen meer betrekken bij hun eigen leren.
Ook willen we actievere vormen (in teams of klassikaal) doen. Die bespreek ik nu even niet, het is al een heel verhaal. Maar dat vergt natuurlijk lestijd. We krijgen geen extra tijd. Dus moeten we andere dingen niet meer doen in de lessen. We hebben om die reden de opdrachten die de leerlingen moeten maken in het lesboek met 1/3 (klas 2) of de helft (in 3VWO) teruggebracht. De leerlingen gaan de opdrachten uit het lesboek vooral buiten de lessen (en in hun Daltonuren) maken. Ook hebben we alle klassieke SO’s omgebouwd naar keuze SO’s. Bij elk hoofdstuk mogen ze een SO in een Daltonuur maken (bij één vaste collega per SO, die kijkt het ook na = werkdrukverlaging door samen te werken als collega’s). Dan telt het ook mee voor hun rapport. De proefwerken krijgen een dakpan structuur. Dus eerst een toets over Kapitel 1, dan over 1+2, 2+3 enz. Dat scheelt al weer 6 lesuren + 6 keer „nog even opfrissen voor de toets“ + 6 x „nabespreken“. Het moet er voor zorgen dat er meer tijd vrijkomt om de vaardigheden zelf (telkens gekoppeld aan de leerdoelen van de hoofdstukken) in de lessen te oefenen, te herhalen, te leren. Afwisseling, actie, veel doen – een taal was bedoeld om te gebruiken. Ik heb te veel lessen gegeven waar we het „over“ taal hadden. Tijd voor verandering!
Goed bezig, Paul! Een heerlijk realistisch herkenbaar relaas. Een mooi schooljaar gewenst!
Das wollten wir doch, Paul, volle Klassen mit vielen Schülern, die sich alle für das Fach Deutsch entschieden haben. Da haben wir uns die letzten Jahre für stark gemacht! Also jetzt nicht über die viele Arbeit klagen.
Ja, und ich stimme dir zu: Afwisseling, actie, veel doen – een taal is bedoeld om te gebruiken. Aber bitte nicht noch mehr (und schon wieder) Veränderungen.