De eerste week van het schooljaar vind ik altijd heel bijzonder. Het leukste vind ik dat ik zowel als mentor als in mijn rol van docent werkelijk ongelofelijk aardig kan zijn. Zomaar! Gratis! Voordat er misverstanden ontstaan: Ik mag hopen dat ik al die andere dagen van het jaar niet schuimbekkend rondloop als lid van een denkbeeldig „team handhaving“. Maar toch, onvrijwillig beland je nu eenmaal wel eens in die rol. Het hoort er gewoon bij.
Maar goed, waar komt die uitzonderlijke zweeftoestand van goed-gehumeurd-zijn dan vandaan? De ervaren rotten onder u hoef ik niets te vertellen. Jij bent uitgerust, de kids zijn uitgerust, je hebt nog nergens een (rode) streep door hoeven zetten (zelf niets na hoeven kijken!), je hebt nog niemand moeten overtuigen om het nou eens anders aan te pakken, geen vechterbazen uit elkaar moeten halen, geen propjes op de grond aangetroffen in je Meister Proper lokaal en je mailbox ademt de leegte van een oneindige poolvlakte. Je bent the-good-guy par excellence. Gehuld in zo’n wattenweiche Glückswolke. Heerlijk!
Maar dan – met het vallen van de eerste blaadjes trekken donkere wolken je zonnige droomdidactiek binnen. En je hebt inmiddels een zee van eerste indrukken van je leerlingen. Al snel heb je er ronduit geweldige kinderen tussen ontdekt: Ze zijn creatief, humoristisch, leuk spontaan, dapper in de groep, ijverig, kinderlijk lief of al verrassend volwassen. Of ze zijn gewoon… gewoon! Maar ook dat ene meisje dat meestal half omgedraaid, schijnbaar luisterend, waarschijnlijk over jou aan het praten is. Die jongen die – als er wat te tracteren valt – opmerkt dat twee snoepjes die aan elkaar zitten toch voor één telt? (en ja, je had in je ooghoeken gezien dat hij kort daarvoor twee dropjes op elkaar zat te persen…). En die gezellige jongens die zo leuk meededen en na afloop een partij puntenslijpsel onder hun stoelen voor je achterlaten. Of je bankjes zijn met een leuke illustratie versierd… Een professioneel ingehouden „Grrrr….“ duikt vanaf nu op zijn tijd de kop op. Nu valt je ook op dat die koffie nog steeds niet zo lekker als thuis smaakt, die collega-met-zeurpiet-abonnement ben je ook al weer beu, de wekker leek steeds vroeger af te gaan en je betrapt je er op dat je in je agenda wel eens bladert naar de eerstvolgende vakantieweek… Ook dat hoort er allemaal bij.
En toch… is dat allemaal mákkelijk vol te houden. Echte topconditie in dit beroep vergen pas de leerlingen die dingen doen die niet met de „dwaasheid hunner jaren“ te verontschuldigen zijn. Want net als al die verzameling hele normale en prettige menselijke eigenschappen in je klas, is er ook een bonte stoet aan karaktertrekken waarvan je hoopt dat ze aan je lessen voorbij mogen gaan. Zelden, maar toch, zit er ook wel eens iemand van het type „Geert Wilders“ in je les. Dat zijn van die leerlingen waarbij je je spontaan even laat meeslepen door associaties van de categorie „lesje leren“, „draai om de oren“, „opzouten!“, „schop onder zijn kont“, „koekje van eigen deeg“ en andere oud-Hollandsche opvoedkundige wijsheden. Als je een zo’n type G in de les hebt gehad, kun je hem (of haar) uittekenen. Als er samengewerkt moet woorden hoor je opeens luidkeels gegil uit het groepje. Maar G heeft het nooit gedaan. G zorgt er voor dat ánderen gillen – en regelmatig als schuldige aangewezen worden. G zegt thuis tegen zijn ouders dat jij bepaalde leerlingen voortrekt. G krijgt ook altijd briefjes mee van thuis – hij maakt de toets volgende week wel. Waar G is ontstaat onenigheid, ruzie, ellende. Maar telkens kun je er nooit je vinger op leggen, want G gedraagt zich schijnbaar altijd volgens de regels. G is immuun voor kritiek of compliment. Hij is op tijd in de les, maakt zijn werk en is ook niet te beroerd om naar je tafel te komen om uit te leggen dat hij dat SO niet geleerd heeft omdat het niet in de studiewijzer stond en alleen mondeling opgegeven was – niet volgens de schoolregels dus. Spreek je G op zijn gedrag aan – dan barst hij los over wat er allemaal niet deugt bij anderen en bij de school. Bij het minste of geringste wat op kritiek lijkt veert G op, hij is permanent ontsteld, onthutst, ontdaan over zoveel onrecht. G heeft een grote mond, maar kan het woord „Menééér“ of „Mevróóuw“ zó akelig respectloos quasi beleefd uitspreken dat je er ’s nachts nog van droomt. Als G een onvoldoende haalt is het de schuld van het lesboek, de leraar of de klas.
Stiekem hoop ik dat ik ooit een mailtje krijg dat G van plan is om een nieuw record voor iets te vestigen. Misschien is een zeilreis rond de wereld iets? Een nieuw record dan, tien keer om de wereld achter elkaar? Ik wil hem wel via internet begeleiden. Kwestie van die mailtjes deleten… Opzouten!!!