ik heb vroeger een tekst gehad uit een krant waarin de draak gestoken werd met Nederlanders, die Duits spreken. Het ging o.a. over een man, die op een teras met een Duitser sprak en vertelde dat hij zijn kinderen moesten bellen (ich muss die Kinder bellen). Wie oh wie kan mij aan dit krantenartikel helpen?
- Didactisering Haus am See – Peter Fox
- Op zoek naar DVD „Kurz und gut macht Schule“
Hallo,
volgens mij heb ik dit artikel, het stamt uit de NRC en het „Das wollte ich net sagen“.
Groet, Katja.
Bedankt Katja, even Googelen en ik heb hem gevonden:
Das wollte ich net sagen!
Duits? Dat kan toch iedere Nederlander. Mijn vrouw en ik spreken een aardig mondje over de grens, al zeg ik het zelf. Ze zijn wel eigenwijs hoor, die Duitsers. Denken altijd dat ze het beter weten. Ze doen alsof ze je niet begrijpen of ze lachen je zelfs uit. Laatst waren we een weekendje in Duitsland. Ik wilde een biertje kopen, bij zo’n kraampje op straat. „Wir haben nur Dosen“, zegt de verkoopster. „Wat, een hele doos vol bier!“, roept Bep. „Nou ja, wat kan het ons ook schelen.“ „Eine oder zwei“, vraagt dat vrouwtje. Een brutaal mens heeft de halve wereld. „Ein Doos ist genug“, zeg ik. Zet ze vervolgens een blikje bier op de toonbank. „Ho, ho“, zeg ik, „und wo ist de rest?“ „Möchten Sie mehr Bier“, vraagt ze. „Hier gegenüber im Supermarkt gibt es Kisten.“ Dat is nou typisch Duits, hè. Je vraagt om een biertje en ze proberen je een hele doos of zelfs een kist aan te smeren. En als het er op aankomt, krijg je het niet eens. We gingen even zitten met ons blikje bier, aan zo’n lange tafel. Komt er een oudere man aan. „Ist hier noch ein Platz frei?“ vraagt hij. „Es ist hier so schön schattig. Oder wird es Ihnen vielleicht zu eng?“ ‚Schattig‘ vond ik wat vreemd uitgedrukt, maar goed. Eng vond ik die man in elk geval niet. Hij zag er heel betrouwbaar uit. „Ja, hoor“, zeg ik, „gehen Sie ruhig sitzen.“ Maar Bep zat het toch niet helemaal lekker, dat zag ik wel. „Wissen Sie wo wir hier gut essen können“, vraag ik na een tijdje, om de spanning wat te breken. „Kommt d’rauf an“, zegt hij. „Möchten Sie was deftiges oder wollen Sie lieber was leichteres essen?“ „Oh, nein, nicht deftig!“, zeg ik, „wir sind nur einfache Menschen.“ Keek die man ons vreemd áán zeg. „Also lieber was leichtes?“ Nou houden wij beiden wel van een stevige hap, maar ja, die man haalde alles door elkaar. Dus zijn we er maar niet verder op doorgegaan.
Bep wilde even naar huis bellen, vragen hoe het met de kleinkinderen is. „Wissen Sie wo wir hier bellen können?“ „Bellen“, zegt die man en begint ineens hard te lachen. „Von mir aus tun Sie es genau hier, hahaha .. wafwaf!“ „Jetzt noch schöner“, roep ik. „Werden wir soms brutaal?“ „Brutal“, zegt-ie, „wovon reden Sie? Ich erlaube mir doch nur einen kleinen Scherz. Wieso möchten Sie bellen, wafwaf?“ En toen werd ik kwaad, hè. Je kunt met mij heel ver gaan, maar me als een hond laten behandelen. „Wir fragen nur wo ein Telefon ist, und dann so was. Verschwinden Sie lieber!“ „Telefon? Ahh, Sie möchten anrufen? Dann war es wohl ein Missverständnis. Da an der Ecke ist das Postamt, dort können Sie anrufen. Entschuldigen Sie bitte. Lassen Sie mich noch ein Bier für uns alle holen.“ Nou ja, dat was ineens toch wel weer aardig, dus zijn we nog maar even blijven zitten. „Haben Sie Kleinkinderen“, vraagt Bep. „Ich? In meinem Alter? Nein, meine Kinder sind schon groß. Aber ich habe zwei Enkel.“ Wat dat er nou mee te maken had, we hebben allemaal twee enkels, nietwaar. „Wir haben vier Kleinkinderen“, zeg ik, „de eine noch schlimmer dann de andere.“ „Wieso, sind sie so böse?“ Waarom zouden die kinderen nou boos zijn? „Nein, ich wollte nur sagen, sie wissen schon soviel, echt schlimme Kinder!“ probeer ik nog eens. „Meine beiden Enkelkinder sind sehr brav. Aber das Mädchen ist manchmal richtig stur.“ „O ja? Ein halber Junge?“ „Nein, nein, sie ist schon ein richtiges Mädchen, sie liebt süssliche Farben und Kleidchen.“ „Warum sagen Sie dann, dass sie stur ist?“ „Na ja, sie möchte immer ihren Willen durchsetzen. Ich hatte zum Beispiel beiden eine Tafel Schokolade geschenkt und..“ „Was!. Eine ganze Tafel voll Chocola?“ „Es war aber eine kleine Tafel..“ Bep en ik keken elkaar aan. We hadden er opeens allebei een beetje genoeg van. Het was echt een beetje een enge man. „Wir müssen jetzt leider gehen“, zeg ik, terwijl we opstaan. „Es war sehr nett mit Ihnen zu reden.“ „Ja, das wollte ich auch net sagen.“ „Auf Wiedersehen.“ „Auf Wiedersehen.“
Auteur: MARION HUIZING Gepubliceerd in NRC Handelsblad op 9 augustus 1999
Ik heb wel een artikel uit de Volkskrant van Silvia Witteman met een paar hoogstandjes:
Schwere Wörter
Berlijners bleken geen nein, maar nee te zeggen, ontdekte ik toen ik voor vijf jaar naar Duitsland werd uitgezonden. Dat gaf een beetje houvast, maar het was ook de enige linguïstische meevaller. Verstandige collega’s, net als ik voor vijf jaar naar Duitsland gezonden, lieten zich van tevoren in een klooster opsluiten waar strenge nonnen de schwere Wörter er bij hen konden inrammen. Maar uit lichtzinnigheid en een vage minachting jegens de Duitsers besloot ik dat het bij mij vanzelf wel goed zou komen. Tatort begreep ik toch ook best zonder ondertitels en trouwens, Duits is gewoon een Nederlands dialect; hier en daar wat puntjes erboven, een beetje snauwen en klaar.
Bovendien had ik in zes jaar school-Duits de beruchte valkuilen leren omzeilen (der Zug donnerte vorüber – de zeug donderde voorover), beter in ieder geval dan de gemiddelde Hollander. Zo’n indertijd door Simon Carmiggelt beschreven taxichauffeur bijvoorbeeld, die een dikke Duitse toerist tot de orde roept: ‘Wenn sie ein taxi wollen moessen sie eerst bellen’, waarop de arme mof zich verbijsterd afvraagt, waarom hij blaffen moet voor een taxi. Wordt hij genaaid of is dit wel degelijk Amsterdamse folklore?
Zoiets zou mij niet overkomen en onbevangen verhuisde ik naar de nieuwe Heimat.
Nou, dat viel nog lelijk tegen. Een week na aankomst ging ik met mijn dochtertje naar de oorarts en verklaarde: ´Sie ist ziemlich doof und es wird immer schlimmer´. De bevreemde reactie van de dokter begreep ik pas veel later, toen ik er met vertraagd schaamrood achterkwam dat doof stomvervelend betekent. Vervolgens bestelde ik bij een groothandel vier Dosen Bier, die wel degelijk gebracht werden, vier blikjes dus, van 60 cent per stuk, plus tien euro bezorgkosten. In een warenhuis vroeg ik naar een Po, u weet wel, für Kinder zum Pinkeln. Maar Po betekent kont, helaas.
Bij het zoeken naar een geschikte woning was ik verheugd dat alle huurwoningen een Herd und Spüler hadden, chique! Een open haard en afwasmachine! Dat bleken dus een fornuis en gootsteen.
De nieuwe buurvrouw vertrouwde mij reeds bij kennismaking haar intiemste geheimen toe: ‘Weisst du, ich komme mit meinem Sohn einfach nicht klar’, klaagde ze. ‘Wat vindt je man ervan?, vroeg ik geschokt. Nee, hij kwam ook niet klaar met zijn zoon, wat bij nader inzien gewoon bleek te betekenen dat ze met elkaar niet overweg konden.
Zo strompelde ik voort door het Duitse mijnenveld. Hinderlijk was trouwens, dat mijn dochtertje in luttele weken wel vloeiend Duits sprak, haar makkertjes met vlekkeloos Duits accent voor blödes Arschloch uitschold, en zich doodergerde aan mijn RudiCarrell-geluiden. ‘Du, meine Mami ist total süss, aber du kannst nicht mit ihr reden‘, waarschuwde ze haar vriendinnetjes bij de voordeur. En dan duwde ze me snel de keuken in, waar ik geen kwaad kon.
Uiteindelijk leerde ik toch nog redelijk Duits, al haal ik wann en wenn nog steeds door elkaar, net als Kuchen en Küche, Bürste en Brüste. (Tegen de werkster: ‘Heeft u mijn borsten soms ergens zien liggen?’’Nou mevrouw, in uw beha misschien?”), maar de gesprekken werden steeds vlotter en de pijnlijke vergissingen minder talrijk. Vol zelfvertrouwen stond ik dan ook de loodgieter te woord, die een lekke leiding kwam plakken. Hij had een ladder nodig, en die bezat ik wel degelijk, op zolder. Even naar beneden halen dus. ‘Warten Sie mal, ich hole ihnen einen runter!‘, sprak ik, trots op de juistheid van de lastige vervoegingen. De man keek me aan als door de bliksem getroffen. Wat nu weer, was ik te voortvarend?
‘Of wilt u misschien een kopje koffie?, vroeg ik. Ja, dat vond hij wel een goed idee, maar hij bleef boven de dampende mok schichtig in mijn richting loeren.
Pas weken later begreep ik mijn gruwelijke vergissing: ik had de twintigjarige loodgieter tijdens de diensturen op montere toon aangeboden hem even af te trekken.
Ik lig er nog wel eens wakker van. Hij ook, waarschijnlijk.
? Sylvia Witteman (Bron: Volkskrant Magazine, 16 juli 2005)
________________________________________
Hoi allemaal,
inderdaad „Dat wollte ich net sagen“ bedoelde ik. Hartelijk dank voo rde moeite.
groetjes Berkie