WELKOM BIJ…. DE ADAPTIEVE KRACHTIGE LEERSTIJL- COMMUNICATIE- EN TAALTAAKGERICHTE METHODE MET INTERAKTIEVE EN GEÏNTEGREERDE ELO MODULE INCL ERK KOPPELING, -CERTIFICERING EN PORTFOLIO IN EEN DOORLOPENDE LEERLIJN
Net als overal in de maatschappij zijn in het onderwijs de tijden van eenzijdige theoriën en allesomvattende „methoden“ voorbij. Hoewel elke „taalleermethode“ in ons nuchtere land vrijwel nooit 1:1 toegepast werd leerde je vroeger een vreemde taal – zo was men overtuigd – door ofwel „vertalen en stampen“ ofwel door „niet denken, maar napraten“ of door „communicatief handelen“.
Inmiddels weten we dankzij de nog piepjonge wetenschappelijke onderzoeksdiscpline taalverwerving / taaldidactiek dat het een conglomeraat aan factoren is dat van invloed is op de vragen: „Hoe leert iemand een vreemde taal (op school en daarbuiten)?“ en „Hoe onderwijs je iemand een vreemde taal?“ Van pedagogiek tot taalkunde, van psycho-linguïstiek tot psychologie, van sociologie tot leerplan, van schoolorganisatie tot de rol van de docent: Alles speelt een rol in een samenhang die tot op de dag van vandaag niet tot één overkoepelende praktijktheorie teruggebracht kan worden. „Evidence based“ moeten vernieuwingen in het onderwijs zijn, stelde de commissie Dijsselbloem. Maar gezien de magere onderzoeksbudgetten en de complexe context waarin onderwijs en leerprocessen ontstaan zijn zulke bewijzen voorlopig niet zo keihard als je zou willen.
Het is dan ook geen toeval dat Gerard Westhoff enkele jaren geleden niet met kant en klare recepten kwam maar met een „Schijf van vijf“, een reeks voedzame ingrediënten bij het leren van een taal. Het artikel is nog steeds een richtinggevend document voor de docenten van vreemde talen.
[Begin dit jaar kreeg het artikel nog een update:
http://www.nabmvt.nl/publicaties/07137_versie_in_A5_na_wijzigingen_gerard.pdf ]
Kort door de bocht gezegd omvatten die ingrediënten veel taalinput, veel verwerking op inhoud en vorm, als leerder zelf veel taal gebruiken en strategische vaardigheden leren gebruiken. De voedingsschijf geeft een houvast, een referentiekader bij het beoordelen van allerlei concepten en theoriën. Aan de andere kant laat het de vraag onbeantwoord, hoe de factoren onderling met elkaar in verband staan en samenwerken. „Was ist es, was die Welt im Innersten zusammenhält?“ om hier maar eens Faustiaans uit de hoek te komen. Bovendien kan een algemene ‚voedingsleer‘ geen antwoord geven op de vraag hoe het leren van talen er voor een bepaalde groep of klas – in de onderwijscontext dus – precies uit moet zien en wat de rol van de docent hierin is. Om in de beeldspraak te blijven: We weten nu wat er zoal onder gezonde voeding valt, maar we hebben nog geen idee wat en hoe we precies willen koken.
Ondertussen wordt het er voor ons docenten niet gemakkelijker op met de wildgroei aan concepten en theorieën. Ik heb ze in de titel van deze bijdrage maar eens op ludieke wijze bij elkaar gezet. Welke docent in het land zou op dit moment proberen om al die concepten tegelijk te verwezenlijken? En kan dat eigenlijk wel? En is dat wel effectief? En hoe weet je dat? Daar komt bij dat de bedenkers en cursus-gevers van deze concepten je graag het gevoel geven dat je je leerlingen tekort doet, als je hun ideeën niet omarmt.
En hoewel nu wel bewezen is dat het hopen op één simpele „allesverklarende“ aanpak gelijk staat aan de zoektocht naar de Graal is het opvallend hoe vaak er nieuwe of vermeend nieuwe concepten opduiken, voorzien van fikse claims. Zo was een aantal jaren geleden de suggestopedie (Suggestive Accelerative Learning and Teaching) dé hit. Leerlingen nemen daarin een andere identiteit aan en op de achtergrond staat barokmuziek op (worden ze lekker rustig van). Maar we zagen ook „The Silent Way“ (waarin de leraar niet corrigeert maar zwijgt), „Community Language Learning“ (waarin de leerlingen bepalen wat ze willen leren) en „Total Physical Response“ (waarin leerlingen gedurende bepaalde fasen zwijgen) langskomen. Onlangs kwam er weer eentje bij, de AIM (Accelerated Integrated Method), een taal leren met gebaren. Ik citeer even uit de beschrijving van de bijbehorende cursus: „Veel docenten hebben het afgelopen jaar kennisgemaakt met de AIM-didactiek van Wendy Maxwell uit Canada. Deze innovatieve didactiek, ontworpen voor het vak Frans, gaat ervan uit dat kinderen een taal veel sneller leren als alle taaluitingen, ook grammaticale, worden ondersteund door gebaren. Behalve gebaren spelen interactie, spel, muziek en presentatie een grote rol bij AIM. In de praktijk zien we op alle niveaus erg goede resultaten bij het toepassen van AIM. Behalve door de gebaren kenmerken AIM-lessen zich doordat er voor 99% Frans gesproken wordt. Het is dé methode waarmee een leerling al binnen één schooljaar op bovengemiddeld niveau in het Frans communiceert.“
Tijdens de Studiedag Levende Talen bezocht een van mijn collega’s Frans de bijbehorende workshop. Hij was gematigd enthousiast. Aan tafel deed hij de gebaren die bij „le“ of „la“ hoorden voor en hoe je allerlei dingen kon uitbeelden. Op een of andere manier kwam ik niet los van de associatie dat ik naar een doventolk zat te kijken. Nu spelen mijn leerlingen regelmatig doofstommetje en zijn ze ook bij vlagen edoch met passie oostindisch doof, maar nee, ik zie mij niet druk gesticulerend bezig de hele tijd. Maar los van de vraag of het bij je persoonlijke stijl past zijn het die goedkope claims die mij storen. Kom maar op met die harde bewijzen van effictiviteit als je zulke grote claims in de mond neemt, zou ik zeggen.
Ik pleit voor een grondige voedingsleer, goed kijken en vergelijken van verse producten op de markt, gezond verstand bij verlokkende aanbiedingen. En smakelijk kokkerellen natuurlijk…